Verticale meertraps in-line pompen
MXV, MXVL, MXV4, MXVL4
BEDIENINGSVOORSCHRIFTEN
Inhoudsopgave
Nederlands
Inhoud
Pagina
1.
Toepassingsgebied . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
2.
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
3.
Opstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
4.
Plaatsen van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
5.
Leidingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
5.1.
Zuigleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
5.2.
Persleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
6.
Elektrische aansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
7.
In bedrijf stellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
7.1.
Voor-controle . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
7.2.
Afvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
7.3.
Start en bedrijfs controle. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
8.
Onderhoud en pompfunctie-controle . . . . . . . . . . . . . . 28
9.
Demontage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
9.1.
Mechanical seal vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
9.2.
Lagers vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
9.3.
Lager tweede trap en tussenlager . . . . . . . . . . . . . . . . 29
10.
Montage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
10.1. Aanhaal momenten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
10.2. Axiale positie van de pomprotor . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
11.
Onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
12.
Onderdelentekening en onderdelen benaming. . . . . . . 29
12.1. Trappen-, waaiers-, en bussensamenstelling . . . . . . . . 38
LEES EN VOLG ALLE INSTRUCTIES
1. Toepassingsgebied
Standaard uitvoering
- Voor schone vloeistoffen: niet explosieve en niet brandbare, niet
schadelijk voor gezondheid en milieu, niet agressief voor pomp-
materialen, zonder abrassieve, vaste of vezelige bestanddelen.
Met dichtingen in EPDM is de pomp niet geschikt voor het ver-
pompen van olie.
- Maximale toegestane werkdruk in het pomphuis: 25 bar.
- Vloeistoftemperatuur van - 15 °C tot + 110 °C.
- Installatie in goed geventileerde ruimten beschermd van weers-
invloeden met een maximale omgevingstemperatuur van 40 °C.
Motorvermogen
MXV, MXVL
(2900 1/min)
tot kW: 0,75
2,2
4
7,5
MXV4, MXVL4
(1450 1/min)
tot kW:
1,1
Geluidsniveau
dB (A) max:
60
68
69
74
Starts per uur
max:
35
30
20
15
De electrische data vermeld op het label verwijzen naar het
nominale vermogen van de electromotor.
Wanneer er geen standaard motor is geïnstalleerd, dient u te
verwijzen naar de bedrijfscondities en geluidswaarden in de
instructieboeken van de motor
2. Transport
Het veilig verplaatsen van de producten is de verantwoor-
ding van de gebruiker en het optillen of hijsen dient door
getraind en vakkundig personeel worden uitgevoerd.
Hef en transporteer de pomp en pomp/motor unit (zonder
verpakking) zoals weergegeven in de
figuren 1
. Hef de
pomp/motor-unit langzaam, (
fig. 1b
). Vermijd het risico van on-
balans en omkantelen.
3. Opstelling
De
MXV, MXVL, MXV4, MXVL4
pompen dienen geïnstalleerd te
worden met de rotoras in verticale positie en met de pompvoet
aan de onderzijde.
Installeer de pomp zo dicht mogelijk bij het zuigpunt (met in-
achtneming van de NPSH waarden).
Zorg voor ruimte rondom de pomp voor motorventilatie,
voor controle van as rotatie, voor afvullen en aftappen en
voor opvangmogelijkheid van de af te tappen vloeistof
(in
het speciaal bij schadelijke of vloeistoffen met een temperatuur
hoger dan 60 °C).
Zorg ervoor dat bij eventuele onvoorziene lekkage
de vloeistof personen of materialen geen schade
toe kan brengen.
Lekkage kan optreden als gevolg van overdruk, waterslag of
andere storingen. Zorg voor een afvoermogelijkheid van lek-
vloeistof of voor een automatisch afvoersysteem hiervan.
Plaats de pomp op een vlakke, horizontale oppervlak (gebruik
een waterpas) zoals een betonvloer of een metalen steun-
plaat/beugel. Om stabiliteit te borgen maak eventueel gebruik
van vulplaten om de fundatiebouten of ankers.
4. Plaatsen van de motor
De
MXV, MXVL, MXV4, MXVL4
pompen zijn ontworpen voor gebruik
met standaard elektromotoren met (IEC 34-7) IM V1 constructie en
maatvoering en motorvermogens in overeenstemming met IEC 72.
Wanneer een pomp zonder motor wordt geleverd
, controleer
het nominaal vermogen en toerental zoals vermeld op de typeplaat
en de technische gegevens zoals vermeld in het datasheet.
Voor installatie reinig de motoras verlenging, de spie en de con-
tactoppervlakten van de flenzen om evt. conserveringsmateri-
aal, verfresten of oxidatie te verwijderen.
Smeer de motorasverlenging met een druipvrij, op grafiet
gebaseerd smeermiddel. Gebruik geen olie daar dit schade
kan veroorzaken aan de onder gelegen mechanical seal (zie
paragraaf 9.1.
).
Met de pomp in verticale positie, schuif de motoras in de kop-
peling en richt de spie gelijk met de spiebaan en laat de motor-
flens op de lantaarnflens rusten.
Draai de motor dusdanig dat de aansluitdoos in de gewenste
richting staat en de boutgaten gelijk zijn.
LET OP:
de schroeven (70.18) met de moeren (70.19) moe-
ten gelijkmatig en kruislings worden vastgezet (zie
paragraaf
10.1.
).
Vóór en na het aandraaien van de schroeven (70.18),
contro-
leer of de pompaskoppeling en de motoras met de hand
draaibaar zijn.
LET OP: vóór het verwijderen of herplaatsen van de motor,
raadpleeg paragraaf 9.
5. Leidingen
Indien mogelijk dient men leidingen te kiezen met een zodanige
diameter dat de vloeistofstroom niet hoger is dan 1,5 m/s voor
zuigzijde en 3 m/s voor perszijde.
De leidingdiameters mogen nooit kleiner zijn dan de pompaan-
sluitingen.
De pijlen op de pompvoet (61.00) geven de inlaat (zuig) en uit-
laat (pers) aan.
Zorg dat de aansluitingen schoon zijn bij het bevestigen van de
leidingen.
LET OP:
bevestig alle leidingen middels steunpunten en ver-
bind ze spanningsloos en dusdanig dat er geen krachten op
het pomphuis worden uitgeoefend (zie
fig. 2
).
Zorg voor een aftapmogelijkheid van de pomp zonder het
gehele systeem te behoeven te legen.
Installeer op een juiste wijze compensatoren voor demping van
expansie of geluidsreductie.
Draai de contrakoppeling of flenzen in de
draadaansluiting
(ISO 228) en gebruik daarbij een geschikt afdichtmiddel.
Draai de leidingen of koppelingen uitsluitend dusdanig vast dat
er een goede afdichting ontstaat. Te vast aandraaien kan scha-
de aan de pomp veroorzaken.
Zorg dat bij
flensaansluitingen
de pakkingen niet in de leidin-
gen verzakken of de doorgang blokkeren.
Fig. 1a Heffen van de pomp
zonder motor
4.9
3.0
06
26
Fig. 1b Heffen van de pomp
met motor
istr_MXV25 01_2010 10-12-2009 8:23 Pagina 26