1 692 846 001
2017-04-27
|
Beissbarth GmbH
136 | VLH 4440 | Bediening
nl
6.5
Voertuig met looprail optillen
GEVAAR – vallen of kantelen van het
voertuig!
Gevaar voor overlijden of letsel bij het heffen
(of omhoog bewegen) van de looprails.
¶
Controleer of het voertuig correct gepositio-
neerd en tegen het wegrollen beveiligd is.
¶
Controleer of er geen personen in het
voertuig of in de nabijheid van de hefbrug
aanwezig zijn.
¶
Op afstand van de hefbrug blijven.
¶
Hefbrug en voertuig controleren.
¶
Bij het neerzetten op gelijkmatig neerlaten
van beide looprails in de neerzetpositie
letten.
1.
Toets "optillen" (
o
) ingedrukt houden.
Looprail beweegt naar boven zolang de toets
ingedrukt wordt.
2.
Looprail een beetje hoger dan tot aan de gewenste
eindpositie brengen, dan toets loslaten.
Neerzetgrendels zijn voor de neerzetinkepingen
gepositioneerd.
3.
Toets "neerzetten" ingedrukt houden.
Neerzetgrendels schuiven uit.
Looprail beweegt naar onderen tot de vier neer-
zetgrendels in de neerzetinkepingen liggen.
"
Looprail is opgetild en vergrendeld.
i
Als de vier neerzetgrendels niet correct vastklikken,
dan kantelen de looprails bij het neerlaten. In dit
geval wordt de neerlaatbeweging door de slappe-
kabelbeveiliging gestopt.
Oplossing: nogmaals optillen, neerzettoets indruk-
ken en neerzetbewerking herhalen.
6.6
Tijdens het werken aan het voertuig
GEVAAR – vallen of kantelen van het
voertuig!
Doods- of verwondingsgevaar tijdens gebruik van
de hefbrug.
¶
Niet onder het voertuig gaan als het
voertuig niet stabiel op de looprails staat.
¶
Extreme schokken van het voertuig
vermijden.
¶
Voertuig en hefbrug niet doen trillen.
¶
Altijd veiligheidsinrichtingen gebruiken als
zware componenten (bijv. motoren, trans-
missies) verwijderd of aangebracht worden.
Hierbij de veiligheidsinrichtingen zo aan-
brengen dat deze tot aan het voertuig reiken
en niet het voertuig op de veiligheidsinrich-
ting neerlaten.