8
8.1 Voeding via USB
Sluit een USB-voeding (5 V/DC, min. 500 mA) aan op de USB-C™-poort op het product om
het product via USB van stroom te voorzien.
8.2 Batterijen plaatsen
Opmerking:
Als er een isolatiestrookje uit het batterijvak steekt, dan zijn de batterijen al geïnstalleerd.
Strek dit strookje eruit om de voeding te activeren.
V
OORWAARDEN
:
a
Bereid het vereiste aantal batterijen van het juiste type voor, zoals vermeld in het gedeel-
te “Technische gegevens”.
1. Schuif het deksel van het batterijvak in de richting van de pijl open en verwijder het.
2. Plaats de batterijen in het batterijvak en let op de polariteitsmarkeringen in het vak.
3. Bevestig het deksel van het vak en schuif het om het batterijvak te sluiten. Als er een af-
dichting aanwezig is, zorg er dan voor dat deze er goed op zit en het niet te beschadigen
wanneer u het vak sluit.
9 In-/uitschakelen
1. Schuif de schakelaar
On/Off
op
On
om het aan te zetten.
2. Schuif na gebruik de schakelaar
On/Off
naar
Off
om het uit te zetten.
10 Configureren
Beschikbare instellingen:
Hoofdinstelling
Displayweergave
Instellingen
Tijd
12:00 (bijvoorbeeld)
Uren, minuten
Temperatuureenheid
C
of
F
°C, °F
Een aanpassen instellen:
1. Druk op de knop
SET
om de configuratiemodus te openen.
2. Blijf op de knop
SET
drukken totdat de displayweergave zoals weergegeven in de boven-
staande tabel verschijnt.
3. Gebruik de navigatieknop
|<<
of
>>|
om instellingen aan te passen.
4. Druk op de knop
SET
om op te slaan.
Volgende:
Houd de knop
SET
ingedrukt totdat het display de tijd toont om terug te keren
naar de bedieningsmodus.
11 Meettemperatuur
11.1 Werkingsmodi
Modus
Toepassing
Hoe het werkt
Temperatuurbereik
Werkt
Meet oppervlakte-
temperatuur.
De temperatuurmeting wordt
weergegeven op het display.
De gebruiker wordt geïnformeerd
over normale of abnormale tem-
peratuurmetingen.
De gemeten temperatuur wordt
vergeleken met de ingestelde
temperatuurdrempel. Als de me-
ting de drempel overschrijdt,
wordt de gebruiker gewaar-
schuwd.
Meetbereik:
+36 tot +43 °C
Waarschuwingsbereik:
>+37,3 °C
Opper-
vlak
Meet oppervlakte-
temperatuur.
Bijvoorbeeld: ge-
rechten
De temperatuurmeting wordt
weergegeven op het display.
Meetbereik:
0 tot +50 °C
Tellen
Tel elke lezing.
Elke succesvolle meting ver-
hoogt de teller (n+1). De teller
wordt weergegeven.
11.2 Een bedrijfsmodus selecteren
Om een modus te selecteren:
1. Blijf op de knop
SET
drukken totdat een leeg display,
COUN
of
SurF
toont.
2. Gebruik de navigatieknop
|<<
of
>>|
om een modus te selecteren: werken (display: leeg),
tellen (display:
COUN
), of oppervlak (display:
SurF
).
3. Druk op de knop
SET
om op te slaan.
Volgende:
Houd de knop
SET
ingedrukt totdat het display de tijd toont om terug te keren
naar de bedieningsmodus.
11.3 Temperatuur meten in de werkmodus
11.3.1 De temperatuuralarmdrempel instellen
Na het instellen van de temperatuuralarmdrempel klinkt er een hoorbaar alarm wanneer een
temperatuurmeting gelijk is aan of hoger is dan de drempelwaarde.
Om de drempel in te stellen:
1. Blijf op de knop
SET
drukken totdat de temperatuurdrempel op het display verschijnt (bij-
voorbeeld
37,6 C
).
2. Gebruik de navigatieknop
|<<
of
>>|
om de temperatuurdrempel in te stellen (>+37,3 °C).
3. Druk op de knop
SET
om op te slaan.
Volgende:
Houd de knop
SET
ingedrukt totdat het display de tijd toont om terug te keren
naar de bedieningsmodus.
11.3.2 Meettemperatuur
Meet de temperatuur in het werkmodusbereik.
V
OORWAARDEN
:
a
(Als u het product naar een nieuwe locatie heeft verplaatst) heeft het product minstens
30 minuten nodig om zich aan de nieuwe omgevingsomstandigheden aan te passen.
a
U heeft de temperatuuralarmdrempel ingesteld.
1. Activeer de werkmodus (display: leeg).
2. Houd het voorwerp over de sensor. Houd ongeveer 3 - 8 cm afstand tussen het voorwerp
en de sensor.
à
Het display toont de gemeten temperatuur.
à
Als er een PIEP klinkt en de indicatielampjes GROEN zijn: Lezing is onder de drem-
pel
à
Als het ALARM klinkt en de indicator knippert ROOD: Lezing is gelijk aan of hoger
dan de drempel. Deze status wordt na een paar seconden gereset.
à
Als het display
Lo
(onderste uiteinde) of
Hi
(bovenste uiteinde) toont en er klinkt een
geluidssignaal: de lezing is buiten het bereik
11.4 Oppervlaktetemperatuur meten
Meet de oppervlaktetemperatuur van een voorwerp.
V
OORWAARDEN
:
a
(Als u het product naar een nieuwe locatie heeft verplaatst) heeft het product minstens
30 minuten nodig om zich aan de nieuwe omgevingsomstandigheden aan te passen.
1. Activeer de oppervlaktemodus (display:
SUrF
).
2. Houd het voorwerp boven de sensor. Houd ongeveer 3 - 8 cm afstand tussen het voor-
werp en de sensor.
à
Het display toont de gemeten temperatuur.
à
Er klinkt een pieptoon en de indicatorlampjes lichten groen op.
à
Als het display
Lo
(onderste uiteinde) of
Hi
(bovenste uiteinde) toont en er klinkt een
geluidssignaal: de lezing is buiten het bereik
11.5 De metingen tellen
Telt elke succesvolle meting en geeft het totale aantal weer.
V
OORWAARDEN
:
a
(Als u het product naar een nieuwe locatie heeft verplaatst) heeft het product minstens
30 minuten nodig om zich aan de nieuwe omgevingsomstandigheden aan te passen.
1. Activeer de telmodus (display:
COUN
).
2. Houd het voorwerp boven de sensor. Houd ongeveer 3 - 8 cm afstand tussen het voor-
werp en de sensor.
à
Een piep klinkt.
à
De huidige telling wordt op het display weergegeven.
11.6 Het temperatuurmeetlogboek bekijken
Temperatuurmetingen worden geregistreerd. U kunt registraties naar behoefte bekijken.
V
OORWAARDEN
:
a
Het display toont de tijd.
1. Gebruik de navigatieknop
|<<
of
>>|
om door de registraties te navigeren.
à
Registraties worden op het display weergegeven.
12 Onderhoud en reiniging
Reinig het product met een droog, pluisvrij doekje.
OPMERKING! Gebruik in geen enkel geval agressieve schoonmaakmiddelen, schoon-
maakalcohol of andere chemische oplossingen omdat deze schade toe kunnen bren-
gen aan de behuizing en zelfs afbreuk kan doen aan de werking van het product.
13 Verwijdering
Elektronische apparaten zijn recyclebaar afval en horen niet bij het huisvuil. Als
het product niet meer werkt moet u het volgens de geldende wettelijke bepalin-
gen voor afvalverwerking afvoeren.