- 111 -
7. Mogelijke storingen
PROBLEEM
OORZAAK
OPLOSSING
Het apparaat is
ingeschakeld maar
het controlelampje
(stroom) brandt niet.
•
De stekker zit niet
goed in het
stopcontact.
•
De zekering heeft de
stroom verbroken.
•
Het controlelampje is
kapot.
•
De schakelaar is kapot.
•
Doe de stekker goed in
het stopcontact.
•
Controleer de zekering,
verbind het apparaat met
een ander stopcontact.
•
Neem contact op met
uw leverancier.
•
Neem contact op met
uw leverancier.
Het apparaat is
ingeschakeld maar
het werkt niet.
•
Het apparaat is
verkalkt
•
Haal de stekker uit het
stopcontact en laat het
apparaat afkoelen, druk
op de Reset knop op de
achterkant van het
apparaat.
Ontkalk het apparaat.
Het apparaat
schakelt zichzelf uit.
•
De bescherming tegen
oververhitting is
geactiveerd.
•
De thermostaat is
kapot.
•
Haal de stekker uit het
stopcontact en laat het
apparaat afkoelen, druk
op de Reset knop op de
achterkant .
•
Neem contact op met
uw leverancier.
Het apparaat is
ingeschakeld, het
controlelampje
brandt, maar er komt
geen heet water uit.
•
Het hoofdverwarmings-
element is kapot.
•
De thermostaat is
kapot.
•
Neem contact op met
uw leverancier.
•
Neem contact op met
uw leverancier.
Het apparaat is
ingeschakeld, het
controlelampje
brandt niet, er komt
geen heet water uit.
•
Het besturingsplaatje is
kapot.
•
De schakelaar voor het
vulniveau is kapot.
•
Neem contact op met
uw leverancier.
•
Neem contact op met
uw leverancier.
Bij het inschakelen
springt de zekering
eruit.
•
Kortsluiting.
•
Neem contact op met
uw leverancier.
De hierboven aangegeven probleemsituaties dienen uitsluitend ter oriëntatie.
Als er zich dergelijke of vergelijkbare problemen voordoen, schakel het apparaat
dan meteen uit en stop met het gebruik ervan. Wend u voor controle en reparaties
tot gekwalificeerd personeel of tot de producent.