warmtepompboiler – TECHNISCHE GEGEVENS VOOR DE INSTALLATEURUIKER
43
De afvoer van het systeem moet verbonden worden aan een afvoerbuis met een diameter die niet minder is dan die
van de aansluiting aan het apparaat (3/4”), door middel van een sifon die een beluchtingsopening van minstens 20
mm mogelijk maakt en die een visuele controle toestaat, om te vermijden dat in het geval van het in werking treden
van het systeem zelf, schade wordt veroorzaakt aan personen, dieren of voorwerpen, waarvoor de fabrikant niet
aansprakelijk kan worden gesteld. Sluit de ingang van het mechanisme ter voorkoming van de overdruk m.b.v. een
flexibele buis aan op de koudwaterkraan. Indien noodzakelijk kunt u een afsluitkraan gebruiken. Indien de
leegloopkraan wordt opengedraaid dient u bovendien te zorgen voor een afvoerbuis die aan de uitgang wordt
verbonden.
Als u het mechanisme tegen de overdruk vastschroeft moet u deze op het einde niet forceren en er niet aan sleutelen.
Een licht druppelen van het mechanisme tegen de overdruk is normaal in de verwarmingsfase, daarom raden wij u
aan de afvoer aan te sluiten (deze moet altijd in verbinding staan met de atmosfeer) op een draineerbuis die in een
doorlopende helling naar beneden is geïnstalleerd, in een omgeving vrij van ijs. Op dezelfde buis is het bovendien
wenselijk een condensdrainage aan te sluiten d.m.v. de speciale koppeling aan de onderzijde van de boiler.
Mocht de waterdruk dichtbij de ijkingwaarden van de klep liggen, dan moet een drukverlager worden aangebracht, zo
ver mogelijk van het apparaat.
Het apparaat mag niet werken met water waarvan de hardheid lager is dan 12°F. Aan de andere kant wordt bij
extreem hard water het gebruik van een (>25°F) ontharder aangeraden die correct is afgesteld en gecontroleerd.
In
dit geval mag de resterende hardheid niet onder de 15°F raken.
In de SYS- en TWIN SYS-versie is een aansluiting van ¾”G voorzien voor de hercirculatie van de hydraulische
installatie (waar aanwezig).
In de SYS-versie zijn twee ¾”G-aansluitingen aanwezig, boven (ingang) en onder (uitgang) de spiraal, waarmee een
hulpbron kan worden verbonden. In de TWIN SYS-versie zijn twee spiralen aanwezig waarmee twee verschillende
hulpgeneratoren kunnen worden verbonden (afb. 15).
Bij de TWIN SYS-versie wordt aanbevolen een eventueel zonne-energiesysteem te verbinden met de onderste
spiraal, en de andere warmtegenerator met de bovenste.
OPGELET! Spoel de leidingen van de installatie grondig door, zodat eventuele resten van gesneden
schroefdraden, soldeerwerk of ander vuil, die de normale werking van het apparaat kunnen verhinderen,
verwijderd worden.
4.5 Elektrische aansluiting
Kabel
Maximale stroom
Permanente voeding (kabel wordt bij het apparaat geleverd)
3G 1.5mm
2
16A
EDF signaal (kabel wordt niet bij het apparaat geleverd)
H05V2V2-F 2G min. 0.75mm
2
2A
PV/SG signaal (kabel wordt niet bij het apparaat geleverd)
H05V2V2-F 2G min. 0.75mm
2
2A
AUX signaal (kabel wordt niet bij het apparaat geleverd)
H05V2V2-F 2G min. 0.75mm
2
2A
WAARSCHUWING:
Voordat u toegang tot terminals, moeten alle voedingsstroomkringen worden losgekoppeld.
OPGELET!:
Het is verboden voor niet gekwalificeerd personeel deksels te verwijderen of onderhoudsoperaties en/of
elektrische aansluitingen uit te voeren
Het apparaat wordt geleverd met een voedingskabel (wanneer deze vervangen moet worden, dient men een originele
vervangingskabel te gebruiken die door de fabrikant wordt geleverd).
Het is noodzakelijk een controle uit te voeren van de elektrische installatie en de conformiteit te toetsen aan de
geldende normen. Controleer of de installatie geschikt is voor het maximaal opgenomen vermogen van de boiler (kijk
op het typeplaatje), zowel voor wat betreft de doorsnede van de kabels als voor wat betreft hun conformiteit aan de
geldende normen. Meervoudige stekkers, verlengsnoeren of adapters zijn verboden. Het is verboden om de leidingen
van het hydraulische systeem, het verwarmingssysteem en het gas te gebruiken voor de aardaansluiting van het
apparaat.
Vóór de inbedrijfstelling moet u controleren of de netspanning overeenkomt met de waarde op het typeplaatje van de
apparaten. De fabrikant is niet aansprakelijk voor eventuele schade veroorzaakt door afwezigheid van een
aardaansluiting of vanwege problemen in de elektriciteitstoevoer. Voor het van het net uitschakelen van het apparaat
gebruikt u een tweepolige schakelaar die voldoet aan de geldende normen CEI-EN (min. afstand tussen de
contactpunten 3 mm, beter indien voorzien van zekeringen).
Het apparaat moet voldoen aan de Europese en nationale normen, en moet worden beschermd door een 30mA
aardlekschakelaar.