warmtepompboiler – TECHNISCHE GEGEVENS VOOR DE INSTALLATEURUIKER
39
TECHNISCHE GEGEVENS VOOR DE INSTALLATEUR
3. VOORSCHRIFTEN
3.1 Kwalificatie van de installateur
OPGELET! De installatie en de eerste inbedrijfstelling van de ketel moeten door gekwalificeerd personeel
worden uitgevoerd, in overeenkomst met de geldige nationale normen voor installatie en eventuele
voorschriften van de locale autoriteiten en van overheidsinstellingen voor de volksgezondheid.
De boiler wordt geleverd met een hoeveelheid koelvloeistof R134a die voldoende is voor de werking ervan. Deze
koelvloeistof beschadigt de ozonlaag in de atmosfeer niet, hij is niet ontvlambaar en kan geen explosies veroorzaken.
Het onderhoud en de ingrepen op het koelcircuit moeten echter uitsluitend worden uitgevoerd door gespecialiseerde
vaklui die voorzien zijn van de juiste uitrusting.
3.2 Gebruik van de instructies
OPGELET! Een verkeerde installatie kan schade veroorzaken aan personen, dieren of dingen, waarvoor de
fabrikant niet verantwoordelijk kan worden gesteld.
De installateur moet de instructies in deze handleiding nauwkeurig in acht nemen.
De installateur moet aan het einde van de werkzaamheden de gebruiker nauwkeurige instructies geven betreffende
het gebruik van de boiler en betreffende de correcte uitvoering van de voornaamste handelingen.
3.3 Veiligheidsnormen
Voor de betekenis van de symbolen die in de volgende tabel worden gebruikt dient u paragraaf 1.1 na te slaan, onder
het hoofdstuk ALGEMENE INFORMATIE.
Ref.
Waarschuwing
Risico
Symbool
1
Bescherm leidingen en verbindingskabels
om ze voor beschadiging te behoeden.
Elektrocutie door het aanraken van geleiders
die onder spanning staan.
Overstroming door waterlek uit beschadigde
leidingen.
2
Controleer of het vertrek waar men de
installatie uitvoert en het net waar men het
apparaat op aansluit aan alle voorschriften
voldoen.
Elektrische schokken door aanraken van niet
goed geïnstalleerde geleiders, die onder
spanning staan.
Beschadiging van het apparaat door verkeerde
bedrijfsomstandigheden.
3
Gebruik geschikt gereedschap en werktuig.
Controleer in het bijzonder of het
gereedschap niet beschadigd of versleten
is en dat het handvat in orde is en er stevig
opzit. Verder moet u het gereedschap op de
juiste manier gebruiken, voorkomen dat het
valt en het na gebruik weer opbergen.
Persoonlijk letsel door rondvliegende splinters
of brokken, inademen van stof, wonden door
stoten, snijden, prikken of schaven.
Beschadiging van het apparaat zelf of
omliggende voorwerpen door rondvliegende
splinters, stoten en sneden.
4
Gebruik geschikte elektrische apparatuur
op de juiste wijze. Belemmer de doorgang
niet met de voedingskabel. Zorg dat de
apparatuur niet naar beneden kan vallen.
Haal de voedingskabel aan het einde uit de
contactdoos en berg alle apparatuur weer
op.
Persoonlijk letsel door rondvliegende splinters
of brokken, inademen van stof, wonden door
stoten, snijden, prikken of schaven.
Beschadiging van het apparaat zelf of
omliggende voorwerpen door rondvliegende
splinters, stoten en sneden.
5
Ontkalk onderdelen waar kalk op is afgezet
volgens
de
specificaties
in
de
veiligheidskaart van het gebruikte product.
Het vertrek moet geventileerd zijn, u moet
beschermende
kleding
dragen,
geen
verschillende producten mengen en het
apparaat en omliggende voorwerpen
beschermen.
Persoonlijk letsel door contact van huid of ogen
met zuurhoudende substanties, inademen of
inslikken van schadelijke chemische stoffen.
Beschadiging van het apparaat zelf of
omliggende voorwerpen vanwege corrosie door
zuurhoudende stoffen.