
141
;
Hoewel verzinkte en van een PVC-deklaag voorziene hardware een hoge weerstand heeft tegen corrosie in
chemische, zure, alkalische en atmosferische omgevingen, zijn regelmatige inspecties mogelijk nodig. Vraag
3M om advies wanneer u vragen hebt over het gebruik van deze apparatuur in gevaarlijke omgevingen.
2.0 SYSTEEMGEBRUIK
2.1 REDDINGSPLAN: Wanneer deze apparatuur en verbindende subsystemen worden gebruikt, dient de werkgever te
beschikken over een reddingsplan en de middelen binnen bereik te hebben om het reddingsplan te implementeren en te
communiceren naar gebruikers,
2
bevoegde personen
3
en reddingswerkers
4
.
2.2 INSPECTIEFREQUENTIE:
De gebruiker dient het volledige lichaamsharnas telkens voorafgaand aan gebruik te
inspecteren, en minimaal elke 12 maanden laten inspecteren door een
5
andere deskundige persoon dan de gebruiker
6
.
Inspectieprocedures worden beschreven in het
'Inspectie- en onderhoudslogboek' van de gebruikershandleiding
.
De resultaten van elke inspectie door een deskundige moeten worden genoteerd op kopieën van het
“Inspectie- en
onderhoudslogboek”
of worden bijgehouden met het Radio Frequentie Identificatie-systeem (zie
"Inspectie"
).
;
In zoverre vanwege de complexiteit of innovatie van apparatuur; of in zoverre cruciale kennis die nodig is
voor het uit elkaar halen, weer in elkaar zetten, of beoordelen van de apparatuur vereist wordt door 3M, zullen
periodieke inspecties uitsluitend worden uitgevoerd door 3M of personen of organisaties die geautoriseerd zijn door
3M.
2.3
COMPATIBILITEIT VAN ONDERDELEN: 3M-apparatuur is ontworpen voor gebruik met alleen door 3M goedgekeurde
onderdelen en subsystemen. Substituties of vervangingen door niet-goedgekeurde onderdelen of subsystemen kunnen de
compatibiliteit van apparatuur in gevaar brengen en kunnen de veiligheid en betrouwbaarheid van het volledige systeem
beïnvloeden.
2.4
COMPATIBILITEIT VAN CONNECTORS: Connectors worden als compatibel met verbindende elementen beschouwd
wanneer deze zijn ontwikkeld om op een dusdanige manier samen te werken dat de maten en vormen, ongeacht hun
oriëntatie, geen onbedoeld opengaan van sluitingsmechanismen veroorzaken. Neem contact op met 3M als u vragen hebt
over compatibiliteit. Connectors (haken, karabiners en D-ringen) moeten in staat zijn om een belasting van ten minste
22 kN (4 946 lb) te dragen. Connectors moeten compatibel zijn met de verankering of andere systeemcomponenten.
Gebruik geen apparatuur die niet compatibel is. Connectors die niet compatibel zijn, kunnen onbedoeld losraken (zie
afbeelding 5). Connectors moeten compatibel zijn qua grootte, vorm en sterkte. Als het verbindingselement waaraan de
musketonhaak (als op de afbeeldingen) of karabiner bevestigd wordt, te klein of onregelmatig van vorm is, kan er een
situatie optreden waarbij het verbindingselement kracht uitoefent op de sluiting van de musketonhaak of karabiner. Door
deze kracht kan de sluiting opengaan, waardoor de karabijnhaak of musketon kan losraken van het verbindingspunt.
Zelfvergrendelende karabijnhaken en karabiners zijn vereist.
2.5
VERBINDINGEN MAKEN:
Gebruik uitsluitend zelfvergrendelende musketon- en/of karabijnhaken met dit materieel.
Gebruik alleen connectors die geschikt zijn voor elke toepassing. Zorg ervoor dat de verbindingen qua grootte, vorm en
sterkte bij elkaar passen. Gebruik geen apparatuur die niet compatibel is. Controleer of alle verbindingen volledig gesloten
en vergrendeld zijn.
3M-connectors (musketonhaken en karabiners) zijn ontworpen om alleen gebruikt te worden zoals in de
gebruikersinstructies van elk product vermeld staat. Zie afbeelding 6 voor onjuiste verbindingen. Musketonhaken en
karabiners van 3M mogen niet worden verbonden:
A.
Met een D-ring waaraan al een andere connector is bevestigd.
B. Op een wijze die zou resulteren in een belasting op de snapper.
C. Bij een onjuiste aankoppeling, waarbij onderdelen die uitsteken buiten de nok van karabijnhaak of musketon op het
anker haken en zonder visuele bevestiging volledig aangekoppeld lijken te zijn aan het verankeringspunt.
D. Aan elkaar.
E.
Direct aan singelband of touwlijn of 'tie-back' (tenzij de instructies van de fabrikant een dergelijke verbinding voor
zowel de lijn als de connector specifiek toestaan).
F. Aan elk voorwerp dat een dusdanige vorm of een dusdanig formaat heeft dat de karabijnhaak of musketon niet kan
worden gesloten en vergrendeld of waarbij uitrollen kan optreden.
G. Op een wijze waarbij de connector onder belasting geen correcte positie kan innemen.
2.6
VERBINDENDE SUBSYSTEMEN:
Verbindende subsystemen (zelfintrekbare reddingslijn, lijn, kabelgrip en reddingslijn,
kabelmof, etc.) moeten geschikt zijn voor uw toepassing (zie sectie 1.1). Zie de instructies van de fabrikant van het
subsysteem voor meer informatie. Sommige harnasmodellen zijn voorzien van verbindingspunten met singelbandlus.
Koppel geen karabijnhaken aan singelbandlussen. Koppel daarentegen een zelfvergrendelende musketon aan
singelbandlussen. Zorg ervoor dat de belasting niet op de sluiting van de musketon wordt uitgeoefend (in plaats van
langs de hoofdas van de musketon). Sommige lijnen zijn ontworpen om te worden vastgemaakt aan een singelbandlus
om een compatibele verbinding te leveren. Lijnen kunnen direct op de singelbandlus worden genaaid om een permanente
verbinding te vormen. Maak niet meerdere verbindingen op een enkele singelbandlus, tenzij u twee lijnen vastmaakt
aan een singelbandlus van de juiste grootte. Om de lijn vast te maken aan een singelbandlus (afbeelding 7): A) Haal
de koordsingelbandlus door de singelbandlus of D-ring op het harnas. B) Haal het juiste uiteinde van de lijn door de
koordsingelbandlus. C) Haal de lijn door de verbindende singelbandlus om het vast te zetten.
2.7 LIJNBEVESTIGING:
Afbeelding 8 toont lijnbevestiging. Het bevestigingsformulier is bedoeld voor het bevestigen van
het vrije uiteinde van een lijn of een aan het harnas bevestigd zelfintrekbaar apparaat wanneer het niet verbonden is met
een verankeringsverbindingspunt voor valbescherming. Lijnbevestigingselementen mogen nooit worden gebruikt als een
aankoppelingselement voor valbescherming voor het verbinden van een lijn of zelfintrekbaar apparaat (A).
Wanneer een uiteinde van de vallijn niet verbonden is met een verankeringsverbindingspunt, moet deze correct bevestigd
worden aan het harnas (B) of stevig met de hand van de gebruiker worden vastgehouden zoals in 100% Tie-Off-
toepassingen (Tie-Off) (C). Vrijhangende lijnuiteinden (D) kunnen de gebruiker laten struikelen of blijven hangen aan
omringende voorwerpen, wat kan leiden tot een val.
2 Gebruiker:
Een persoon die activiteiten uitvoert op aanzienlijke hoogten en hierbij beschermd wordt door een valbeschermingssysteem.
3 Bevoegd persoon:
Een persoon die door de werkgever aangewezen is om werk uit te voeren op een locatie waar de persoon blootgesteld wordt aan een
valrisico.
4 Redder:
Een andere persoon of andere personen dan de te redden persoon, die optreedt of optreden om een geassisteerde redding uit te voeren door middel
van een reddingssysteem.
5 Deskundige:
Een persoon die in staat is om bestaande en voorspelbare gevaren in de werkomgeving of -omstandigheden te identificeren die onhygiënisch,
gevaarlijk of riskant zijn voor werknemers, en die bevoegd is om direct corrigerende acties te ondernemen om deze te elimineren.
6 Regelmaat van inspectie:
Extreme werkomstandigheden (moeilijke omgevingen, langdurig gebruik, enz.) kunnen vereisen dat de frequentie van inspecties
door deskundigen wordt opgevoerd.
Содержание Protecta 1161600
Страница 3: ...3 8 A ü B ü C D 9 1 A CLICK B C 2 A B ...
Страница 4: ...4 10 A B 11 1 2 3 4 5 6 ...
Страница 6: ...6 13 OK A B C 14 ...