
8
NL
Als na het instellen van de temperatuursensor de ‘mode’ knop voor 10 seconde
niet meer is gebruikt, zal de de lader uit de instelmode keren. Indien reeds een
accu is aangesloten zal het laadproces beginnen volgens het ingestelde
programma. De gekozen instellingen zullen bij het aanzetten van de lader altijd
kortstondig oplichten.
Het gekozen laadprogramma blijft in het geheugen van de acculader staan.
Gaat de lader voor een andere toepassing en/of accutype ingezet worden, dan
dient het laadprogramma opnieuw bepaald te worden.
INSTALLATIE
De
laadomgeving
Het laden van de accu moet in een geventileerde ruimte geschieden, daar er
explosieve gassen (knalgas) vrij kunnen komen uit de accu.
De lader moet in een droge omgeving worden gemonteerd, beschermd tegen
vocht, vuil en trillingen. Zorg voor voldoende ruimte rondom de lader en de
mogelijkheid van luchtcirculatie. Dit is belangrijk voor de koeling van de lader en
de afvoer van vrijkomende gassen.
De Promax 200 is niet geschikt voor buitenshuis gebruik.
Belangrijk
Tijdens lekken of verdampen van brandstof niet laden.
Kabeldikte
Om de juiste kabeldikte te bepalen kunt u onderstaande formule aanhouden.
Probeer de aansluitkabels zo kort mogelijk te houden. Gebruik bij voorkeur een
rode (+) en een zwarte (-) kabel.
Max. Amp. x afstand x 0,2 = kabeldikte mmq.
accu lader (m)
B.v.: een ProMax 212-25 staat 2,5 meter van de accu geplaatst.
25 (max. Amp.) x 2,5 (afstand) x 0,2 =12,5 mmq
Is de uitkomst geen bestaande kabeldikte, neem dan de dichtstbijzijnde
bestaande dikte.
Montage
De lader dient horizontaal op een stabiele ondergrond gemon-
teerd te worden. Met de bijgeleverde bevestigingsstrips kan
de lader gefixeerd worden. Plak de bijgeleverde rubberen
plakvoetjes aan de onderkant van de behuizing ter
bescherming en stabiliteit.