26
n
z
Als er sprake is van lekkage van benzine mag niet geprobeerd
worden de motor te starten. In plaats daarvan moet de maaier
worden verwijderd van de plaats waar zich de benzine be-
vindt. De motor mag niet worden gestart als de benzine nog
niet vervluchtigd is.
z
Defecte geluiddempers vervangen.
z
oor gebruik moet altijd visueel gecontroleerd worden of de sni-
jgereedschappen, bevestigingsbouten en de totale snijeen-
heid versleten of beschadigd zijn. Ter voorkoming van
onbalans mogen versleten
z
Uit veiligheidsoogpunt moet een beschadigde tankafsluiting
worden vervangen.
z
Aansluitingen van benzineleidingen, luchtfilters, etc.. op juiste
bevestiging controleren.
z
Bij het starten
z
Motor alleen inschakelen als uw handen en voeten zich op
een veilige afstand van de snijgereedschappen bevinden.
z
Snijgereedschap en aandrijving uitschakelen voordat u de
motor start.
z
Bij het starten van de motor mag de grasmaaier niet getuimeld
worden. Dit geldt niet als de grasmaaier bij de werkzaamheid
moet worden opgetild. In dit geval moet de maaier zover wor-
den getuimeld als noodzakelijk is en moet alleen de door de
gebruiker gebruikte kant worden opgetild.
z
De verbrandingsmotor niet in een afgesloten ruimte laten
draaien, omdat er gevaarlijke koolmonoxide kan ophopen.
z
Motor op een egaal oppervlak starten, niet in hoog gras.
z
Motor niet starten als u voor het uitwerpkanaal staat.
Tijdens het maaien
z
Pas op! Snijgereedschap kan na uitschakeling nog blijven be-
wegen!
z
Het draaiende snijgereedschap niet aanraken!
z
De door de draagarmen bepaalde veiligheidsafstand moet in
acht worden genomen!
z
Motor alleen inschakelen als uw voeten op een veilige afstand
ten opzichte van de snijgereedschappen staan.
z
Op een veilige stand letten, vooral op hellingen. Nooit rennen,
rustig lopen.
z
Als uw maaier van wielen is voorzien, moet de machine altijd
dwars ten opzichte van de helling staan en mag nooit recht
vooruit of achteruit worden gereden.
z
Op hellingen moet bijzonder voorzichtig te werk worden geg-
aan als van rijrichting wordt veranderd.
z
Niet maaien op erg steile hellingen.
z
Ga erg voorzichtig te werk als u de maaier keert en naar u to-
etrekt.
z
Maaier uitschakelen ingeval van tuimelen, leegrijden of trans-
porteren, bijv. van/naar het gazon of over wegen.
z
De grasmaaier noot met beschadigde veiligheidsvoorzienin-
gen of roosters of zonder aangebrachte veiligheidsvoorzienin-
gen gebruiken, bijv. botsplaten en/of
grasopvangvoorzieningen.
z
De afstelling van de regelaar van de motor niet veranderen of
doldraaien.
z
Handen en voeten nooit in de buurt van roterende onderdelen
houden. Nooit voor de uitwerpopening gaan staan.
z
Als de grasmaaier niet op gazonnen wordt bewogen, moet het
snijgereedschap worden uitgezet.
z
Voordat de maaier wordt opgetild of weggedragen, moet de
motor worden uitgeschakeld en moet worden gewacht totdat
de snijgereedschappen tot stilstand zijn gekomen.
z
Snijhoogte alleen bij uitgeschakelde motor of stilstaand snij-
gereedschap afstellen.
z
Beschermingsklep nooit openen als de motor nog draait.
z
Voordat de grasopvangvoorziening wordt verwijderd, moet de
motor worden uitgezet en moeten de messen stilstaan.
z
Na het leegmaken grasopvangvoorziening weer zorgvuldig
bevestigen.
z
Nooit met een draaiende motor over grind rijden – steenslag!
z
Indien mogelijk nooit nat gras maaien
z
Apparaat uitschakelen, bougiestekker verwijderen en wach-
ten totdat het apparaat stilstaat, als bijv.:
–
een geblokkeerd apparaat wordt gedeblokkeerd of als een
verstopping in het uitwerpkanaal wordt verwijderd.
–
de maaier wordt gecontroleerd of gereinigd
–
u een vreemd voorwerp heeft aangetroffen moet eerst wor-
den gecontroleerd of maaier en snijgereedschap be-
schadigd zijn. Vervolgens de beschadiging verhelpen.
–
de maaier door onbalans sterke vibraties vertoont (in dit ge-
val gelijk uitschakelen en oorzaak opzoeken).
z
Pas op, gevaar bij ondeskundig gebruik van grasopvangvoor-
ziening.
z
Als de maaier een zelfrijvoorziening heeft, moet deze voorzi-
ening worden uitgeschakeld voordat de motor wordt inge-
schakeld. Motor of uitlaat niet tijdens of net na gebruik van de
maaier aanraken.
z
Hete onderdelen kunnen tot verbrandingen leiden of schrik-
bewegingen veroorzaken die letsel tot gevolg kunnen hebben.
z
De motor moet worden uitgezet: – als de maaier wordt weg-
gezet., – voordat wordt getankt.
Na het maaien
z
Tijdens het nadraaien van de motor moet de gasklep worden
afgesloten. Indien de motor is voorzien van een benzine-afs-
luitkraan, moet deze kraan na het maaien worden afgesloten.
z
Maaier niet meteen na het uitschakelen in een afgesloten ru-
imte zetten, maar eerst in de open lucht laten afkoelen.
z
Maaier nooit in een ruimte wegzetten waar hij met open vuur
of vonken in aanraking zou kunnen komen.
z
Voordat het apparaat wordt weggezet bougiestekker en – in-
dien aanwezig – contactsleutel verwijderen.
z
Apparaat voor transport optillen:
z
nooit met draaiende motor, met motor op bedrijfstemperatuur
of met nog aanwezige bougiestekker.
z
Tijdens het in elkaar klappen startkabel uithaken en erop let-
ten, dat de bowdenkabels niet buigen.
z
Motorolie altijd bij een lege, afgesloten tank en warme motor
uitvoeren.
Onderhoud
z
Alle zichtbare bevestigingsbouten en moeren, vooral die van
de messenbalk, moeten regelmatig op juiste bevestiging wor-
den gecontroleerd en worden aangehaald.
z
Er mogen alleen onderhouds- en reinigingswerkzaamheden
aan de maaier worden uitgevoerd en de beschermingsvoorzi-
ening mag alleen worden verwijderd als de motor stilstaat en
de bougiestekker is verwijderd.
z
Er moet worden gecontroleerd of alle moeren, pennen en bou-
ten stevig vastzitten en het apparaat veilig gebruikt kan wor-
den.
z
Om brand te voorkomen mogen er zich geen gras, bladeren
of olie in of in de buurt van de motor, uitlaat, accuhouder en
de brandstoftank bevinden.