127
Diodetest
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals
andere meetobjecten absoluut spanningloos en ontladen zijn.
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “
ȍ
”. Druk op de SHIFT/SLEEP-knop (16) om over te
schakelen naar de meetfunctie voor
. Op het display verschijnt het diodesymbool.
2. Steek het rode meetsnoer in de
V
ȍ
°CHz-meetbus (17), het zwarte in de COM-
aansluiting (18).
3. Controleer de meetsnoeren op doorgang door beide meetstiften met elkaar te verbinden. Nu moet
zich een waarde van ca. 0.0000 V instellen.
4. Verbind nu de beide meetstiften met het meetobject (diode).
5. Op het display wordt de doorlaatspanning “UF” in volt (V) weergegeven. Als “OL” verschijnt, wordt de
diode in sperrichting (UR) gemeten of is de diode defect (onderbreking). Voer ter controle een meting
door met omgekeerde polariteit.
6. Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.
Continuïteitstest
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals
andere meetobjecten absoluut spanningloos en ontladen zijn.
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “
ȍ
”. Druk op de SHIFT/SLEEP-knop (16) om
over te schakelen naar de meetfunctie voor
. Op het display verschijnt het symbool voor de
doorgangsmeting.
2. Steek het rode meetsnoer in de
V
ȍ
°CHz-meetbus (17), het zwarte in de COM-
aansluiting (18).
3. Als doorgang wordt een meetwaarde <10
ȍ
herkend; hierbij klinkt een pieptoon. Het meetbereik
gaat tot max. 400
ȍ
.
4. Zodra “OL.” (voor over
fl
ow = overloop) op het display verschijnt, heeft u het meetbereik
overschreden of is het meetcircuit onderbroken.
5. Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.