Veiligheidsrichtlijnen
Bij schade, die is ontstaan door het niet in acht nemen van de bedieningshandlei-
ding, vervalt elke aanspraak op garantie! Voor gevolgschade, die daaruit resulteert,
zijn wij niet aansprakelijk.
Bij materiële schade of persoonlijk letsel die/dat door onjuist gebruik of het niet in
acht nemen van de veiligheidsrichtlijnen is veroorzaakt, zijn wij niet aansprakelijk. In
dergelijke gevallen vervalt elke aanspraak op garantie.
- Deze apparaten zijn conform EN61010, veiligheidsmaatregelen voor elektronische
meetapparatuur, gebouwd en dienen de fabriek in veiligheidstechnisch probleem-
loze toestand te verlaten. Om deze toestand te behouden en een veilige werking
veilig te stellen, dient de gebruiker de veiligheidsrichtlijnen en waarschuwingsaan-
wijzingen in acht te nemen, die in deze gebruiksaanwijzing staan.
Ꮨ
= Let op! Contactgevaarlijke spanningen! Levensgevaar!
= Lees de gebruiksaanwijzing!
CAT III
= Overspanningscategorie III voor metingen in de gebouwinstallatie
= veiligheidsklasse II (dubbele isolatie)
- Stroommetingen zijn alleen in stroomcircuits toegestaan die zelf met 20 A zijn
beveiligd en waarin geen spanningen groter dan 600 VAC resp. VDC aanwezig zijn
(600-V-zekering).
- De meetapparaten en de meetleidingen zijn niet beveiligd tegen lichtboogexplosies.
- Meetapparaten en accessoires horen niet thuis in handen van kinderen !
- In industriële inrichtingen moeten de ongevallenpreventievoorschriften voor elektrische
installaties en bedrijfsmiddelen van de betreffende bond in acht worden genomen.
- In scholen en opleidingsinrichtingen, hobby- en doe-het-zelf-werkplaatsen moet
op de omgang met meetapparatuur op verantwoordelijke wijze door geschoold
personeel toezicht worden gehouden.
- Wees zeer voorzichtig bij de omgang met spanningen groter dan 25 V wissel- (AC)
resp. groter dan 35 V gelijkspanning (DC). Reeds bij deze spanningen kunt u bij
aanraking van elektrische geleiders een levensbedreigende elektrische schok krij-
gen. Schakel derhalve om te beginnen de spanningsbron stroomloos, verbind het
meetapparaat met de aansluitingen van de te meten spanningsbron, stel op het
meetapparaat het vereiste spanningsmeetbereik in en schakel daarna de span-
ningsbron in. Schakel na beëindiging van de meting de spanningsbron stroomloos
en verwijder de meetdraden van de aansluitingen van de spanningsbron.
55