71
9. LICHTSTERKTE METEN
Let bij hete lichtbronnen (vb. halogeenstralers) op voldoende veiligheidsafstand. Door de uitge-
straalde warmte kan het anders tot foute metingen komen.
De lichtsensor bevat een filter die uitsluitend het voor het menselijk oog zichtbare licht doorlaat. De meetwaarden
worden daardoor niet vervalst!
Op de sensor is een lichtwerende beschermkap (23) bevestigd. Deze dient enerzijds voor de bescherming van de
sensor en anderzijds kan het nulpunt worden gecontroleerd.
Om een meting uit te voeren, gaat u als volgt te werk:
- Plaats de beschermkap (23) op de sensor (22).
- Open het zijdelingse deksel en verbind de stekker van de lichtsensor (22)
met de ronde meetbus (13).
- Schakel het meetapparaat in door op de bedrijfstoets (8) te drukken.
- De meter bevindt zich na het inschakelen altijd in de geluidsdrukmeetfunc-
tie “dBA”. Druk 2x op de toets MODE (9) tot het meetbereik “Lux” wordt
weergegeven.
- Controleer de indicator met gemonteerde beschermkap (23). Deze moet
000.0 Lux weergeven. Als dit niet het geval is, controleert u nogmaals de
correcte positie van de beschermkap. Als 000.0 Lux niet wordt aangeduid,
is de sensor vermoedelijk defect en moet deze worden vervangen.
- Verwijder de beschermkap en richt de sensor (witte halve kegel) recht-
streeks op de lichtbron.
- Op het scherm wordt de gemeten lichtsterkte in “Lux” of “kLux” weergege-
ven.
- Om de meeteenheid om te schakelen, drukt u op de toets “UNITS” (7).
Bij elke druk schakelt de eenheid van “Lux” op “Fc” (“Foot Candle”) en
omgekeerd om.
- Na het beëindigen van de meting schakelt u de meter opnieuw uit door
op de bedrijfstoets te drukken. Verwijder de sensor en sluit het zijdelings
deksel