76
1
Voor het identificeren van de leidingen gaat u te werk als volgt:
- Schakel de ontvangereenheid in door indrukken van de scha-
kelaar „ON/OFF“ (13). De schakelaar klikt in, en op het LED-
display (1) wordt „00“ zichtbaar. De bedrijfsindicatie „OP“
wordt zichtbaar.
-
Druk op de „Remote”-eenheid op de bedrijfsschakelaar (16).
De bedrijfsindicatie „OP“ knippert.
- Verbindt de zwarte krokodillenklemmen (referen tie - verbin-
ding) met elkaar via een bekende verbinding
- Klem de krokodillenklemmen (19) van de remote-eenheid op
de te testen kabel. U kunt tot 16 leidingen per meting aans-
luiten.
- Tast nu met de rode klem (14) d afzonderlijke geleiders na
elkaar af. De identificatie wordt zichtbaar op het LED-display.
- Schakel na het meten de ontvanger- en de zendereenheid
met de hand uit (schakelaar „ON/OFF“).
De leidingidentificatie kan bij alle geleidende en onderling geïsoleerde leidingen, kabels en buizen worden
gebruikt.
De max. leidingweerstand van de te controleren leiding mag max. 30 kOhm bedragen. Als dit bedrag wordt
overschreden, dan wordt de indicatie „00“ weergegeven.
11.
Verhelpen van storingen
U heeft met het DMM leidingidentificatie-apparaat een product aangeschaft dat volgens de nieuwste stand der tech
-
niek is ontwikkeld en veilig is in het gebruik.
Toch kunnen zich problemen of storingen voordoen.
Hieronder vindt u enkele maatregelen om eventuele storingen eenvoudig zelf te verhelpen:
Houd in ieder geval rekening met de veiligheidsvoorschriften!
Storing
Mogelijke oorzaak
Mogelijke remedie
Het apparaat werkt
niet.
Is de batterij leeg?
Controleer de toestand. Batterijen vervangen
Geen meet waardeve-
randering.
Is een verkeerde meetfunctie
actief wijziging (AC/DC)?
Controleer de indicatie (AC/DC) en schakel de functie
ev. om.
Is de HOLD-functie actief?
(indicatie “HOLD”)
Druk op de toets „HOLD“ om deze functie uit te scha-
kelen.
Laat andere reparaties dan hierboven beschreven uitsluitend door een bevoegd vakman uitvoeren.