75
c) DC-polariteitstest
De ontvangereenheid kan bij kleine spanningen van 5 tot 16 V/DC de polariteit bepalen.
1
Voor een doorgangstest gaat u als volgt te werk:
- Schakel de ontvangereenheid in door indrukken van de schakelaar „ON/
OFF“ (13). De schakelaar klikt in, en op het LED-display (1) wordt „00“ zicht-
baar. De bedrijfsindicatie „OP“ wordt zichtbaar. Als „OP“ niet oplicht, druk dan
de schakelaar „R test“ (2) in.
- Druk op de schakelaar „V check“ (3). De indicatie „00“ verdwijnt. De pola-
riteitstest is nu actief.
- Verbindt de rode krokodillenklem met de pluspool en de zwarte met de min-
pool van de spanningsbron; op het LED-display wordt „UU“ zichtbaar.
- Als er geen indicatie volgt, kan de polariteit omgeruild zijn, of ligt de spanning buiten het toegelaten testgebied
(5 – 16 V/DC). Voer een test uit met de omgekeerde polariteit om beide mogelijkheden te beperken.
- Breng alle drukschakelaars in hun ingedrukte stand en schakel de ontvangereenheid handmatig uit (schakelaar
„ON/OFF“).
d)
Leidingindentificatie
Met de leidingidentificatie kunnen tot 16 geleiders worden geïdentificeerd. Daartoe is alleen een bekende referentie
-
geleider vereist, die bij gebruik thuis ook aan water- of of verwarmingsleiding kan zijn.
De zender (REMOTE-UNIT) codeert nu elke testleiding met een getal. Deze getallen zijn op de betrokken krokodil-
lenklemmen aangegeven.
De ontvanger (DMM) decodeert het signaal en geeft het actuele leidingnummer op het LED-display (1) aan.