• Als u met de oplader werkt, draag dan geen metalen of geleidende materialen
(zoals sieraden, kettingen, ringen, etc.). Door een kortsluiting is er brand- en
explosiegevaar.
• Gebruik het product uitsluitend in een gematigd klimaat, nooit in een tropisch
klimaat.
• Gebruik het product niet in de directe omgeving van sterke magnetische
of elektromagnetische velden, zendmasten of HF-generatoren. De
besturingselektronica kan hierdoor worden beïnvloed.
• Er mogen zich geen apparaten met sterke elektrische of magnetische velden in
de nabijheid van het product bevinden, zoals transformatoren, motoren, draadloze
telefoons, radioapparatuur, etc. omdat ze het product kunnen beïnvloeden.
• Gebruik het product nooit direct nadat het van een koude naar een warme
ruimte is overgebracht. De condens die daarbij ontstaat kan onder bepaalde
omstandigheden de werking van het apparaat storen of tot beschadiging leiden!
Hierbij bestaat het risico op een levensgevaarlijke elektrische schok! Laat de
oplader eerst op kamertemperatuur komen, vóórdat u het in gebruik neemt. Dit
kan een aantal uur duren.
• Koppel het product los van de stroomvoorziening wanneer u het langere tijd niet
gebruikt (bijv. opslag). Haal daarvoor de stekker uit het stopcontact.
• In scholen, trainingscentra, hobby- of doe-het-zelf workshops, moet de bediening
van elektrische apparaten altijd onder supervisie staan van getraind personeel.
• Wanneer u het gebruikt op een commercieel terrein, moeten de ARBO-voorschrif-
ten ter voorkoming van ongevallen met betrekking tot elektrisch apparatuur in acht
worden genomen.
e) Elektrische veiligheid
• Controleer voor het aansluiten op het stroomnet of de aansluitwaarden op het
typeplaatje van het product overeenstemmen met die van uw stroomnet.
• Alleen een goed gezekerde geaarde contactdoos (230 VAC, 50 Hz) of een
geschikte gelijkspanningsbron (7-17 VDC) mag als spanningsbron worden
gebruikt.
• Het stopcontact moet zich in de buurt van het apparaat bevinden en gemakkelijk
toegankelijk zijn.
• Trek voor de veiligheid bij onweer de stekker uit het stopcontact.
• Stekkers mogen nooit met natte handen in het stopcontact gestoken of eruit
getrokken worden.
Informatie over oplaadparameters
Oplaadbare accu's bestaan uit twee elektroden die in een elektrolyt zijn geplaatst. Hierdoor is
een accu een chemisch element. Binnenin dit element vinden chemische processen plaats.
Omdat deze processen omkeerbaar zijn, kunnen accu’s opnieuw opgeladen worden.
Voor het opladen van een accu is een laadspanning nodig die groter moet zijn dan de
celspanning. Bovendien moet bij het opladen meer energie toegevoerd worden dan daarna
opnieuw ontnomen kan worden. Deze verhouding van toegevoerde tot ontnomen energie
wordt als rendement omschreven.
De bruikbare capaciteit, die sterk van de ontlaadstroom afhankelijk is, is doorslaggevend voor
de toestand van de accu. De toegevoerde lading kan niet als maatstaf gebruikt worden, omdat
een deel ervan verloren gaat (b.v. in warmte omgezet wordt).
De capaciteitsindicatie van de fabrikant is de maximale theoretische ladingshoeveelheid die de
accu kan afgeven. Dat betekent dat een accu met 2000 mAh theoretisch bijv. twee uur lang een
stroom van 1000 mA (= 1 ampère) kan leveren. De daadwerkelijke waarde hangt heel sterk van
vele factoren af (toestand van de accu, ontlaadstroom, temperatuur enz.).
a) Selectie van laadparameters
Alle parameters moeten vóór elk laadproces correct worden ingesteld. Bij gebruik
van verkeerde instellingen bestaat er gevaar voor brand, letsel en materiële schade.
b) Keuze van de geschikte laadstroom
Een te hoge laadstroom vermindert de levensduur van de accu aanzienlijk en leidt in extreme
gevallen tot brand of een explosie. De keuze van de juiste laadstroom voor een accutype is
daarom zeer belangrijk. De laad- en ontlaadstroom wordt bepaald door de C-coëfficiënt van
een accupack. Voor de meeste in de handel verkrijgbare accu's wordt de C-coëfficiënt op het
typeplaatje vermeld.
De benodigde laadstroom voor een accu wordt berekend met de volgende formule:
Capaciteit in mAh x C-coëfficiënt = laadstroom in mA
Voorbeeld: 1000 mAh x 5C = 5000 mA
Een 1000 mAh accu met een coëfficiënt van 5C heeft daarom een laadstroom van ca. 5 A
nodig.
Als u de C-coëfficiënt van een accu niet kunt bepalen, ga dan altijd uit van een coëfficiënt van
1C en gebruik deze om de laadstroom te berekenen. Dit is altijd een veilige laadstroom. Houd
er echter rekening mee dat de oplaadtijden kunnen variëren, afhankelijk van de werkelijke,
maar niet geverifieerde, gegevens van de accu.
Voor accu's met slechts één cel is de C-coëfficiënt gelijk aan 1.
Bedieningselementen
1 Netaansluiting (100-240 VAC)
2 Knop SELECT
3 Led-indicators (laadkanalen 1-4)
4 Laadaansluiting (laadkanaal 1)
5 Laadaansluiting (laadkanaal 2)
6 Lcd-display
7 Knop SETTING
8 Gelijkspanningsaansluiting 7–17 VDC
Ingebruikname
a) Plaatsen
• Plaats de lader met de plastic voetjes op een onbrandbaar, hittebestendig oppervlak in de
buurt van een correct gezekerd stopcontact als u van plan bent de lader met netspanning
te gebruiken. Voor gebruik met gelijkspanning moet de gelijkspanningsbron worden
gelokaliseerd of in de buurt worden gebracht.
• Houd de oplader uit de buurt van brandbare of licht-ontvlambare materialen (bijv. gordijnen).
Gebruik de lader nooit op autostoelen, tapijten of andere brandbare materialen.
b) Aansluiten op de stroomvoorziening
Gebruik de lader nooit met een spanning die buiten het in de technische gegevens
aangegeven bereik ligt.
• Wisselstroomaansluiting: Sluit het netsnoer aan op de 100-240 VAC-voedingsaansluiting
(1) en steek de stekker in het stopcontact.
• Gelijkstroomaansluiting: Sluit de gelijkspanningsaansluiting voor 7-17 VDC (8) aan op een
geschikte gelijkspanningsbron, bijv. een laboratoriumvoeding (zie "Technische gegevens")
met behulp van een geschikte kabel met XT60-stekker (niet meegeleverd). U kunt gebruik
maken van voedingen of, in een droge omgeving, van autoaccu's. Denk echter aan het
laadniveau van uw autobatterij als u onderweg bent.
Een batterij met een spanning van 2-4S en 7-17 VDC wordt aanbevolen voor de
gelijkstroomvoeding.
De lader heeft geen kortsluitbeveiliging aan de ingang. Gebruik nooit beide
stroomvoorzieningsaansluitingen tegelijkertijd. Probeer de lader niet te gebruiken
met een wisselspanning en tegelijkertijd met een gelijkstroomvoeding, zoals een
accu. De lader schakelt uit en start opnieuw. De wisselspanningsvoeding kan
worden beschadigd of, in het ergste geval, de lader kan worden vernietigd.
c) Parameters instellen
• Wanneer de lader is aangesloten op een stroomvoorziening, wordt het apparaatlogo, het
type en vervolgens het niveau van de ingangsspanning kortstondig weergegeven. De 4 led-
indicatoren lichten op in rood en groen tot de lader naar de stand-by-indicator overschakelt.
Laadstroom instellen
• Druk op de knop SELECT (2) om de voorinstellingen van de laadstroom te gebruiken. De
basisinstelling vanaf de fabriek is 0,5 A.
• Druk op de knop SETTING (7) om de laadstroom in te stellen tussen 0,1 en 1,0 A. Houd de
knop SETTING (7) ingedrukt om de instelling te bevestigen. "SAVE SETTING ..." verschijnt
op het lcd-display (6) als bevestiging van uw instelling. De lader schakelt dan terug naar
het stand-by-scherm.
