48
".
Stel de machine in als op de tekening te
zien is.
Stel de steeklengteknop in aan de hand van
de te naaien stof.
Schelp-rijgsteek (1)
Voor sierranden.
Geschikt voor transparante, dunne en -
stretchstoffen. De breedste steek moet net
iets over de rand vallen om een
schelpeffect te bereiken.
Kanteelsteek (2)
Voor het aan elkaar naaien van panden,
naaien op elastiek en zichtbaren zomen.
Deze steek is geschikt voor moeilijk te
naaien en zeer dikke stoffen.
FR
Points pratiques
Régler la machine comme indiqué sur le
schéma.
Régler le sélecteur de points sur " ".
Tournez la molette de longueur de point
en fonction du tissu utilisé.
Ourlet à coquilles (1)
Pour les bords décoratifs.
Convient pour les bords de tissus
transparents, fins et extensibles. Le point
le plus large doit passer juste par-dessus
le bord du tissu afin de créer l'effet de
coquilles.
Rempart (2)
Pour les assemblages plats, la couture sur
élastique, les ourlets visibles.
Ce point peut être utilisé pour les tissus
les plus forts et les plus épais.
NL
Praktische steken
Machine zoals afgebeeld instellen.
Stel de steekkeuzeknop in op "
EN
Practical stitches
Set the machine as illustrated " ".
Turn the stitch length dial to suit the
fabric.
Shell hem (1)
For decorative edges.
Suitable for edges on sheer, fine and
stretch fabrics. The larger stitch should go
just over the edge of the fabric to create the
shell effect.
Rampart (2)
For flat joining seams, sewing on elastic,
visible hems.
This stitch can be used for firm, thicker
fabrics.
