10
VFLPG/VFL/VTL - M / ML
Elektrische aansluiting
1. De kanaalverwarming is gemaakt voor 1-fase, 2-fase of 3-fase
wisselstroom. Zie het elektrisch schema (elektriciteitsschema)
voor deze verwarming alsmede de identificatiegegevens op het
typeplaatje, aangebracht op het deksel van de verwarming.
2. De kanaalverwarming moet op het net worden aangesloten
met een vast gemonteerde ronde kabel. Kabeldoorvoeren
moeten van een zodanig type zijn dat de IP-code van de ver-
warming in stand wordt gehouden. De standaarduitvoering
is IP43. Beschermingsklasse IP55 kan op verzoek worden
geproduceerd, dit blijkt dan uit het typeplaatje op het deksel
van de verwarming. De uitvoering IP55 wordt geleverd met
in de fabriek gemonteerde kabeldoorvoeren.
3. Het moet niet mogelijk zijn om de verwarming van
voedingsspanning te voorzien behalve als de bijbehorende
ventilator vooraf is ingeschakeld of gelijkertijd wordt ing-
eschakeld. Bovendien moet het niet mogelijk zijn om de
bijbehorende ventilator uit te schakelen, behalve als de
voedingsspanning naar de verwarming vooraf is uitgeschak-
eld of gelijkertijd wordt uitgeschakeld. Wanneer de nominale
spanning hoger is dan 30kW raden wij u aan om de ver-
warming minimaal drie minuten van tevoren uit te schake-
len, d.w.z. dat de nablaastijd tenminste drie minuten duurt
voordat de ventilator wordt uitgeschakeld. Dit wordt gedaan
om ervoor te zorgen dat de oververhittingsbescherming niet
wordt geactiveerd door de na-verwarming. De luchtsnelheid
door de verwarming moet minimaal 1,5 m/s zijn wanneer de
afgegeven temperatuur ≤120°C is en minimaal 2 m/s wanneer
de afgegeven temperatuur >120°C is.
4. Een meerpolige verbreker moet in de vaste installatie worden
opgenomen.
5. De installatie moet worden uitgevoerd door een bevoegde
elektriciën.
6. Verwarmers met een nominaal voltage van 500V 3~ en
uitgaande temperaturen van ≤50°C zijn voorzien van een S
keurmerk, CE- en een EMC-markering en zijn ontworpen
volgens de volgende standaarden: SEMKO 111 FA 1982 /
EN 60335-1 / EN 60335-2-30 / EN 61000-6-2 / EN 61000-
6-3 / EN 61000-3-11. Verwarmers met een nominaal voltage
van >500V3~ of uitgaande temperaturen >50˚C zijn enkel
voorzien van CE markering.
7. De kanaalverwarming is voorzien van twee oververhittings-
beveiligingen (waarvan ten minste een handmatig gereset),
afgezien van het voorkomen van oververhitting bij een te lage
lucht-flow voorkomt dit ook oververhitting bij een storing in
de installatie. De uitschakelmechanismes voor oververhitting
moeten onderdeel zijn van het regelcircuit van de verwarming.
8. In de zekeringenkast of in de serviceruimte is een tekening
aangebracht die de werking van de kanaalverwarming
aangeeft en de plaats in het gebouw waar deze zich bevindt,
alsmede noodzakelijke aanwijzingen over de maatregelen die
moeten worden genomen indien de oververhittingsbeveiliging
in werking treedt.
9. Dit product is niet bedoeld om door kinderen te worden
gebruikt of door personen met verminderde lichamelijke of
mentale vermogens of gebrek aan ervaring en vakmanschap,
ingeval geen aanwijzingen zijn gegeven aangaande de to-
epassing van het product aan een persoon met verantwoorde-
lijkheid voor de veiligheid of dat deze persoon de handhaving
hiervan bewaakt. Kinderen moeten onder toezicht worden
gehouden zodat ze niet met het product kunnen spelen.
Mechanische montage
1. De kanaalverwarming is geschikt voor montage in een kanaal-
systeem. Montage in het kanaalsysteem gebeurt met bouten
of geleiders.
2. De luchtrichting door de kanaalverwarming moet de pijl
volgen op het deksel van de aansluitkast.
3. De kanaalverwarming kan worden gemonteerd in een hori-
zontaal of vertikaal kanaal met de aansluitkast aan de zijkant.
Montage met de aansluitkast naar beneden of naar boven is
NIET toegestaan.
4. De opening naar de ruimte moet zijn voorzien van een goed
vastgezet rooster of aanzuigopening die bescherming geeft
tegen het aanraken van het verwarmingselement.
5. In de onmiddellijke nabijheid van de uitblaasopening moet
zich een waarschuwingstekst bevinden tegen het afdekken
van deze opening.
6. De afstand van of tot de kanaalbocht, klep, filter of dergelijke,
moet ten minste gelijk zijn aan de afstand die overeenkomt
met de diagonale afmeting van de kanaalverwarming,
d.w.z. van hoek tot hoek op het kanaaldeel van de kanaal-
verwarming aangezien er anders een risico bestaat dat de
luchtstroom door de kanaalverwarming onevenwichtig wordt,
met het risico dat de oververhitting wordt geactiveerd. Bijvo-
orbeeld: 800x400mm geeft een afstand die minstens 900mm
moet zijn.
7. De kanaalverwarming moet geïsoleerd worden volgens de gel-
dende voorschriften voor ventilatiekanalen. De isolatie moet
worden uitgevoerd in onbrandbaar isolatiemateriaal.
De isolatie mag het deksel niet verbergen, aangezien het ty-
peplaatje zichtbaar moet zijn en het deksel eraf gehaald moet
kunnen worden.
8. De kanaalverwarming moet toegankelijk zijn voor demontage
en inspectie.
9. De afstand van de metalen behuizing van de verwarming
tot hout of ander brandbaar materiaal mag
NIET
minder
zijn dan 100 mm voor verwarmingen waarvan de maximale
afgegeven luchttemperatuur ≤120°C is en mag
NIET
minder
zijn dan 300 mm voor verwarmingen waarvan de maximale
afgegeven luchttemperatuur >120°C is.
10. Max. toelaatbare omgevingstemperatuur is 40°C.
11. De verwarming is ontworpen voor een specifiek maximaal
afgegeven luchttemperatuur.
De maximale toegestane
afgegeven luchttemperatuur is aangegeven op het plaatje
op de klep van de kanaalverwarming.
NL