19
NL/BE
Verzeker u ervan, dat zich geen personen
of hindernissen onder de auto bevinden,
wanneer u de auto neerlaat.
Laat de auto slechts langzaam zakken.
Controleer of alle onderdelen op de voor-
geschreven wijze gemonteerd zijn en in
optimale staat verkeren.
Controleer vóór ieder gebruik of de hydrau-
lische krik optimaal functioneert. Controleer
de hydraulische krik vooral op lekkende
hydrauliekolie en correcte montage van alle
schroeven en ventielen.
Gebruik de hydraulische krik
nooit
om een
auto te transporteren of te beladen. Til nooit
de complete auto op.
Het is niet toegestaan, personen met een
hydraulische krik op te tillen en u dient erop te
letten, dat personen die zich in de buurt be-
vinden, voldoende afstand houden tot het
voertuig, als de hydraulische krik in gebruik is.
Verstel nooit het ontlastingsventiel
8
. Het
ventiel werd in de fabriek ingesteld en mag
niet worden bijgesteld. Als de instelling van
het veiligheidsventiel wordt veranderd, mag
het product niet meer worden gebruikt.
De gebruiker dient vóór gebruik van de krik
door een ervaren persoon met het apparaat
vertrouwd te worden gemaakt. De pomp- en
overbrengingskrachten bedragen ongeveer
380 N.
Als de markeringen op het product zodanig
beschadigd zijn dat ze niet meer leesbaar
zijn, wordt van verder gebruik van de krik
afgeraden totdat de markeringen zijn hersteld.
Voer geen veranderingen uit aan de hydrauli-
sche garagekrik. Iedere constructieve veran-
dering aan het apparaat heeft uitwerkingen op
de veiligheid en de overeenstemming van het
apparaat met de norm EN 1494 / A1:2008.
Bij het gebruik van de krik moet de toege-
paste kracht lager zijn dan 380 N. Dit komt
overeen met een kracht van ongeveer 38 kg
aan de hendel.
De gebruikstemperatuur van de hydraulische
olie van dit apparaat ligt bij -20 °C tot +40 °C.
Gebruik het apparaat alleen voor het optil-
len en neerlaten van de auto, niet om het in
opgetilde positie vast te houden. Beweeg
het niet tijden het optillen of neerlaten.
Breng na gebruik alle onderdelen weer in
de oorspronkelijke positie. Laat de hydrauli-
sche olie of de oliepomp door een vakkun-
dig persoon vervangen, als onderdelen
van het apparaat niet meer versteld kunnen
worden.
Mocht u een olielekkage vaststellen, dient u
de werkzaamheden te beëindigen en de
verontreiniging met een doekje te verwijde-
ren. Laat het product door een vakman
repareren.
Voor de ingebruikname
Hydraulische olie verdelen
Schuif bij gesloten daalventiel
5
de hef-
stang
1
in de huls voor de hefstang
6
.
Bedien de hydraulische eenheid met mini-
maal 6 krachtige pompbewegingen (hef-
stang
1
op en neer) en zorg zo voor een
gelijkmatige verdeling van de hydraulische
olie.
Opmerking:
Controleer eventueel of het
daal ventiel
5
gesloten is, door te proberen de
geplaatste hefstang
1
met de klok mee te
draaien (zie afb. A). Wanneer de hefstang niet
kan worden gedraaid, is het daalventiel
5
gesloten.
Ingebruikname
Last (auto) optillen
Draai de hefstang
1
bij gesloten daalven-
tiel
5
met de klok mee in de huls voor de
hefstang
6
(zie afb. B).
Plaats de hydraulische krik volgens de
handleiding van de auto onder het daar-
voor bestemde punt.
Let op dat de draagschotel
3
in het mid-
den belast wordt. Krik de auto door op- en