BELANGRIJK
: Controleer, tijdens
het neerzetten, of de last stabiel is en of
geen enkel element zich van de last kan
losmaken.
10 Noodprocedure in geval van incidenten
Het stoppen van de draaibeweging van de
zwengel (fig. 1, tek. 5) doet de beweging van
de last stoppen.
Verwittig de bevoegde autoriteiten met het
oog op het inschakelen van neerzetting van
de massa en ingrepen op het toestel.
GEVAAR
: Zet verplicht een veilig -
heids zone op rond het toestel en loodrecht met
de last om zodoende de toegang te vermijden
voor onbevoegde personen.
BELANGRIJK
: Ongeacht de oorzaak
van de blokkering van de kabel tijdens de
beweging, stop onmiddellijk de manoeuvres
zonder aan te dringen.
11 Buiten bedrijf stellen - opslag
Ontkoppel de haak van de caRol™
hijskabel van de last alleen als deze stabiel
steunt op een vaste support die voldoende
stevig is.
Het toestel kan op de werkpost blijven
staan op voorwaarde dat deze plaats
beschermd is tegen weersomstandig -
heden en droog is.
Houd het toestel buiten het bereik van niet
bevoegde personen.
GEVAAR
: Als het toestel in een
verouderde staat verkeert en mogelijk risico’s
kan inhouden, is de gebruiker verplicht dit
materiaal af te danken volgens de van kracht
zijnde milieuregels.
Tractel raadt aan het toestel in zijn
oorspronkelijke verpakking op te slaan. De
caRol™ hijskabel moet correct rond de
trommel opgerold zijn.
Het caRol™ toestel moet op een droge en
zuivere plaats opgeslagen worden aan
temperaturen tussen -10°C en +50°C.
Het toestel moet getransporteerd worden met
de caRol™ hijskabel op de trommel gerold.
12 Veiligheidsinrichtingen
De veiligheidsinrichtingen conform de norm
EN13157:Dec. 2004 die de toestellen
bezitten, zijn de volgende:
- automatische rem met pal en dubbele
veer
- beveiliging van de gebruikers en de
tandwielen door een ergonomische
veiligheidskap die voor het onderhoud
verwijderd kan worden (tek. 4 fig.1 of
tek. 10, fig. 2)
- een haak met oog uit smeedstaal (fig. 7,
tek. 1) met veiligheidspal (fig. 7, tek. 2)
- automatische vergrendeling van de
zwengel
13 Hijskabel caRol™
Eén uiteinde van de caRol™ hijskabel
heeft een haak met oog met een
veiligheidspal (fig.7 tek.1) gemonteerd op een
lus van de caRol™ hijskabel uitgerust met een
kous (tek. 5, fig. 7) en ingezet in een metalen
mof (tek. 6, fig. 7). Het andere uiteinde van de
caRol™ hijskabel is gelast en geslepen
(zie.fig. 23).
Om de gebruiksveiligheid van de caRol™
toestellen te garanderen is het van essentieel
belang deze uitsluitend te gebruiken met de
voor deze toestellen speciaal ontwikkelde
caRol™kabels.
De goede staat van de caRol™ hijskabel
is een garantie voor de veiligheid, net als de
goede staat van het toestel. Het is dus nodig
de staat van de caRol™hijskabel voortdurend
te controleren.
16
NL