26
Elektronica van de motor / bediening van de elektronica van de motor
Beperking van de startstroom
De progressieve start met elektronische regulatie maakt het mogelijk het toestel zonder
schokken te starten. Dit heeft als voordeel dat er geen vloeistof rondspuit bij het opstarten van
het toestel. Dankzij de zwakke startstroom volstaat een zekering van 16 A om het toestel te
beschermen.
Beperking van het onbelast toerental
De elektronica vermindert het toerental van het toestel als het onbelast werkt. Hierdoor
vermindert het geluidsniveau en de slijtage aan de motor en raderwerk.
Voorprogrammeren van het toerental
De snelheidsregelaar
f
maakt het mogelijk het toerental progressief voor te programmeren.
Het vereiste toerental is afhankelijk van de soort gemengde vloeistoffen. Het is aanbevolen een praktische test uit te oefenen.
Snelheidsregelaar
Snelheidsregelaar
e
geeft u de mogelijkheid 2 snelheden te selecteren:
Snelheid 1: 150 min-1 tot 300 min-1,
Snelheid 2: 300 min-1 tot 650 min-1
Het is mogelijk van snelheid te veranderen als het toestel in werking is. Het is echter beter dit
niet te doen als het toestel volledig belast is.
Elektronische regulator
De elektronische regulator houdt het toerental bijna voortdurend onbelast en belast. Hierdoor
is een regelmatige mengeling van de vloeistoffen mogelijk.
Elektronische bescherming tegen overbelasting
In geval van extreme overbelasting van het toestel beschermt een elektronische bescherming
tegen overbelasting de motor voor beschadigingen. In zo’n geval stopt de motor en start pas opnieuw als de belasting beperkt
is.
Thermische bescherming tegen overbelasting
Teneinde het toestel te beschermen tegen oververhitting in geval van permanente verhoogde belasting stopt de
veiligheidselektronica de motor als de temperatuur ervan het kritische hoogtepunt heeft bereikt. Na een afkoeling van
ongeveer 3 tot 5 min kan het toestel opnieuw met een volledige belasting gebruikt worden. Als het toestel verhit is, reageert de
thermische bescherming tegen overbelasting sneller.
Bewaring
Bewaar het toestel uitsluitend op een droge plaats waar het niet kan vriezen. Zorg ervoor dat u het toestel buiten bereik van
kinderen bewaart.
Onderhouden en schoonmaken
o
Verwijder de stekker uit het stopcontact vooraleer u het toestel schoonmaakt.
o
Vermijd elke in
fi ltratie van vloeistoffen in het doosje van het toestel. Gebruik een zachte doek om het doosje af te
vegen. Gebruik nooit extracten, oplosmiddelen of detergenten die de plastiek aantasten.
o
Het is ten zeerste aanbevolen de roerstaven direct na de beëindiging van de werkzaamheden schoon te maken.
o
Reinig regelmatig de ventilatiegleuven van het doosje.
o
Als de kolen versleten zijn, stopt het toestel onmiddellijk. Breng het toestel daarom voor onderhoud naar een
Dienst Na Verkoop (zie garantiedocumenten in bijlage)
o
Controleer na ongeveer 100 werkuren de borstels van de kolen en vervang ze indien nodig. Maak ook de
motorcarter schoon.
o
Vervang, na ongeveer 200 werkuren, de smering van de motorcarter.
OPGELET! Om de isolatie van het toestel te bewaren, moet het toestel onderworpen worden aan een technische
veiligheidscontrole. Daarom moeten deze werken uitsluitend uitgevoerd worden in een erkende Dienst Na Verkoop
werkplaats.
Eliminatie
Afdanken
Dank het toestel, de accessoires en verpakking af in overeenstemming met de reglementeringen inzake de bescherming van
het leefmilieu. De plastieken elementen werden gekenmerkt om een ecologische recyclage mogelijk te maken.
f
e