NL-8
EC Midsize met
tandwielaandrijving
REGELAPPARATUUR
BEDIENERSAANWEZIGHEIDSCONTROLE (OPC) (A)
Houd de bedieningshendels A neer voor meswerking
en om de transmissie uit de neutraalstand te
verzetten. Als de krachtafnemerschakelaar wordt
geactiveerd of de transmissie uit de neutraalstand
wordt verzet terwijl de bedienersaanwezigheidscontrole
niet wordt neergehouden, dan slaat de motor af.
SCHAKELHENDEL (B)
Vooruit, vrijstand en achteruit worden geselecteerd
door de schakelhendel B naar de gewenste stand op
de versnellingskeuzeplaat G te bewegen. De hogere
cijfers in de vooruitstand duiden hogere snelheden
aan.
KRACHTAFNEMERSCHAKELAAR (C)
•
De aandrijving van het maaidek wordt
ingeschakeld wanneer de
krachtafnemerschakelaar C richting bediener
wordt opgetrokken (ON/aan) en uitgeschakeld
wanneer deze schakelaar weer wordt teruggeduwd
(OFF/uit).
•
Schakel de aandrijving van de maaimessen altijd
uit wanneer u stopt of de bestuurdersplaats
verlaat.
•
Zet de motor stil en haal de bougiekabel(s) los
alvorens bijstelling uit te voeren of de maaier te
ontstoppen.
•
START DE MAAIMESSEN PAS WANNEER U
GEREED BENT OM TE GAAN MAAIEN.
SMOOR- EN CHOKEREGELING (T)
Door de gashendel in de richting van de motor te
bewegen wordt het motortoerental (rpm) verhoogd tot
de maximuminstelling bij de pal wordt bereikt. Door de
gashendel terug te halen neemt het motortoerental af.
Verzetting van de gashendel voorbij de pal schakelt de
chokewerking in.
CONTACTSCHAKELAAR (S)
Draai de schakelaar naar rechts en houd hem daar tot
de motor start. Zodra dit gebeurt moet de schakelaar
worden losgelaten die dan naar de RUN-stand
(werking) terugkeert. Wanneer de schakelaar naar
links wordt gedraaid, slaat de motor af.
TRACTIEBEDIENINGSHENDELS (E)
De tractiebedieningshendels hebben vijf functies:
1.
Om te voorzien in een vrijstand voor handmatig
manoeuvreren van de machine. Zie onderstaande
tractiegrendel-illustratie.
2.
Om de aandrijving van de wielen in te schakelen -
ontspan de hendels geleidelijk om de aandrijving
op te nemen.
3.
Om de bedrijfsremmen in werking te stellen - trek
de hendels op tot ze inschakelen.
4.
Om de machine te sturen - trekken aan de
rechterhendel initieert een rechtse draai en
trekken aan de linkerhendel een linkse.
5.
Om de parkeerremmen in werking te stellen - trek
de hendels volledig omhoog om de remstand te
bereiken. Druk met de duim op de
tractiehendelvergrendeling D en voer een
draaibeweging uit om in de remstand te borgen.
De wielen kennen onderling een onafhankelijke
werking. Beide vergrendelingen moeten in dezelfde
stand staan (hetzij NEUTRAAL of
PARKEERREM) om goed te kunnen functioneren.
OPMERKINGEN:
•
Beide tractiebedieningshendels moeten tegelijk
worden ontspannen om recht vooruit te rijden.
Gebruik van slechts één hendel laat de machine
naar de betreffende kant draaien.
•
Wanneer de tractievergrendelingen worden
gebruikt om vrijstand te bereiken, zorg er dan voor
dat de tractiebedieningsstangen volledig in de
neutraalpositie van de tractievergrendelingen
rusten. Verzuim in dit opzicht kan ernstig
lichamelijk letsel tengevolge hebben.
•
Wanneer de tractiehendelvergrendelingen D
worden gebruikt, dienen ze gemakshalve
met de duim te worden neergedrukt.
PARKEERREMSTAND
AANDRIJFSTAND
NEUTRAALSTAND
Tractievergrendeling
Summary of Contents for RANSOMES 933407
Page 2: ...2002 Textron Inc All Rights Reserved...
Page 123: ......