22
GEBRUIK / GEBRUIKSBEPERKING /
WAARSCHUWING
4. Zo worden schouderbanden (Ultra Duo-Top)
met de heupgordel (Ultra Duo) verbonden:
Afb. 13/14, bladzijde 11:
De lange gordelband van
achteren door de O-ring achter aan de heupgordel
steken.
Afb. 15/16/17, bladzijde 11:
Gordelband met
3-bruggen-gesp boven van achteren door de bui-
tenste O-ring voeren en vervolgens de 3-bruggen-
gesp parallel met de O-gesp draaien.
Het eind van de gordelband naar beneden trekken
en met de rubberen terug-rijg-lus vastmaken.
Afb. 18, bladzijde 12:
Schouderbanden aan de
voorzijde door het ingebouwde verbindingselement
volgens EN362 met de textielring in de heupgordel
verbinden.
LET OP:
op het correcte sluiten van het verbinding-
selement letten!
5. Zo trekt u de gordel correct aan:
�
Met de benen door de heupgordel en de been-
lussen stappen, de gordel tot op heuphoogte
optillen en vervolgens de heupgordel door het
aantrekken van de gordelbandjes strak trekken.
�
De beenlussen sluiten
�
De schouderbanden met de kussens van achte-
ren over het hoofd voeren en met het ingebou-
wde verbindingselement met de textielring in de
heupgordel verbinden – op het correcte sluiten
van het verbindingselement letten!
�
De beenlussen, heup- en schoudergordels
aanpassen – de gordels licht aan het lichaam
aansluitend, opvangringen (met aanduiding “A”)
op de hoogte van het borstbeen, houdringen
voor, in het middel resp. zijdelings.
6. Zo kiest u een bevestigingspunt:
Het bevestigingspunt (bevestigingsinrichting) voor
de persoonlijke valbeveiligingsuitrusting moet
volgens EN 795 een kracht van 12 kN te weersta-
an resp. aan de eisen volgens de handleiding van
het gebruikte valbeveiligingssysteem voldoen. Het
bevestigingspunt dient zich altijd boven de gebruiker
te bevinden.
De verbinding tussen gordel en bevestigingspunt
moet volgens de norm voor het betreffende gebruik-
passend en gecontroleerd zijn:
�
Opvangsysteem (bijv. valdemper volgens EN 355,
meelopend opvangapparaat volgens EN 353-1/2,
hoogtebeveiligingsapparaat volgens EN 360)
�
Terughoudsysteem (bijv. verbindingsmiddel
volgens EN 354 of EN 358)
�
Werkpositiesysteem (bijv. verbindingsmiddel
volgens N 354 of EN 358)
�
Systeem voor touwondersteunde toegang (bijv.
touwinstellingsapparaat volgens EN 12841, touw
volgens EN 1891)
Het is voor de veiligheid essentieel de positie van
de bevestigingsinrichting en de manier waarop het
werk uitgevoerd wordt zo te kiezen, dat de vrije val
en de
hoogte van de val tot een minimum be-
perkt worden.
Het is voor de veiligheid essentieel
voor ieder gebruik de benodigde vrije ruimte onder
de werkpositie van de gebruiker te garanderen
(vermijding van een smak met de grond of een
obstakel).
Als positioneringssysteem
in een opvangsysteem
mag uitsluitend een opvanggordel gebruikt
worden.
Verbindingsmiddelen mogen niet over scherpe ran-
den lopen!
Pendelbewegingen bij vallen dienen
door de keuze van het bevestigingspunt
vermeden
te worden.
GEBRUIKSBEPERKING
Voer met dit product geen werkzaamheden uit
wanneer Uw veiligheid bij normaal gebruik of in
een noodgeval door Uw lichamelijke of geestelijke
toestand in gevaar zou kunnen komen!
Veranderingen of toevoegingen, die niet uitdrukkelijk
in deze informatie van de fabrikant beschreven zijn,
zijn verboden en mogen uitsluitend door de fabrikant
uitgevoerd worden.
Het aanbrengen van individuele opschriften/aandui-
dingen op de textiele bestanddelen van de producten
m.b.v. permanent marker of stickers is niet toegesta-
an, omdat deze producten chemicaliën bevatten die
de sterkte van het materiaal kunnen aantasten.
VOOR GEBRUIK AANDACHT SCHENKEN
AAN HET VOLGENDE!
Voor de inzet moet het product op het oog gecon-
troleerd worden, om zeker te zijn dat het compleet
en gebruiksklaar is en correct functioneert.
Wanneer het product door een val belast werd dient
het ogenblikkelijk buiten gebruik gesteld te worden.
Zelfs bij de minste twijfel moet het product terzijde
gelegd worden resp. mag pas weer gebruikt worden