57
6. Monteren
• Markeer vervolgens door de bevestigingsgaten van de wandhouder de montagepositie op de
wand, als u voor de bevestiging van de wandhouder gaten moet boren.
Ook voor de doorvoering van de aansluitkabel moet in de muur eventueel een toereikend groot
gat worden geboord.
Zorg er bij het boren voor, geen aanwezige kabels of leidingen te beschadigen.
Kies de montageplek zodanig, dat deze tegen manipulatiepogingen aan de camera be-
schermd is. De camera moet daarop op een minimumhoogte van 2,5 m worden gemon-
teerd.
• Leid de aansluitkabel of zijdelings uit de wandhouder of steek deze door een aanwezig gat in de
muur, waar u de wandhouder wilt monteren.
Bescherm de stekker daarbij bijv. met een plastic zakje voor o.a. stof en vuil.
Indien de aansluitkabel te kort is (afhankelijk van de dikte van de muur resp. montagepositie)
moet een geschikte aansluitdoos gebruikt worden, die in de buurt van de camera gemonteerd
moet worden.
Afhankelijk van de montageplek van de camera moet deze aansluitdoos geschikt zijn voor de
montage buitenshuis. In de aansluitdoos kan vervolgens de kabelverbinding voor de videouit-
gang resp. de voeding worden geplaatst, bovendien de behuizing met de instelknop, die zich in
de kabel van de camera bevindt.
Leg de kabels zodanig, dat deze tegen manipulaties beschermd zijn, bijvoorbeeld in een
kabelkanaal o.i.d.
• Schroef de wandhouder met de daarop gemonteerde camera vast aan de wand. Gebruik - afhan-
kelijk van de wand- voor die wand geschikte schroeven en evt. pluggen.
• Om de camerastand te verstellen, moeten de borgschroeven van de wandhouder een stuk los-
gemaakt worden. Stel de camerastand naar wens in en draai vervolgens de schroeven weer
vast.