ONDERHOUD EN OPSLAG
13
NL
– sluit de dop van het reservoir en laat de machine
werken totdat al het reinigingsmiddel eruit gelopen is.
Denk eraan olie bij te vullen vooraleer de machine weer
te gebruiken.
8. ONDERHOUD VAN HET BLAD (Afb. 21)
Om een assymetrische slijtage van het blad te voorko
-
men, moet deze regelmatig omgedraaid worden.
Om de efficiëntie van het blad in stand te houden, is het
noodzakelijk:
– De lagers van de overbrenging (indien aanwezig) te
smeren met een daartoe bestemde spuit.
– De inkeping van het blad te reinigen met een schraap
-
staal.
– De smeeropeningen te reinigen.
– Met een vlatte vijl de braam van de zijkanten te ver
-
wijderen en eventuele niveauverschillen tussen de
geleiders te compenseren.
Het blad wordt vervangen wanneer:
– de diepte van de inkeping kleiner blijkt dan de hoogte
van de sleepschakels (die nooit de bodem mogen
raken);
– de binnenwand van de geleider zodanig versleten is
dat de ketting lateraal gaat overhellen.
9. ELEKTRISCHE KABELS
LET OP!
Controleer periodiek de staat
van de elektrische kabels en vervang ze indien ze
beschadigd zijn of hun isolatie beschadigd is.
Wanneer de voedingskabel van de machine bescha
-
digd is, dient hij enkel door een originele nieuwe kabel
vervangen, door een gekwalificeerd technicus of een
geautoriseerd servicecentrum.
10. BUITENGEWONE HANDELINGEN
Elke onderhoudsbeurt die niet vermeld wordt in deze
handleiding dient alleen door uw Verkoper uitgevoerd
te worden.
Handelingen die uitgevoerd werden in niet geschikte
structuren of door onbekwame personen doen de ga
-
rantie vervallen.
11. OPSLAG
De machine moet bewaard worden op een droge plaats,
beschermd tegen de weersomstandigheden en met de
bladbescherming gemonteerd.
BELANGRIJK
Een aandachtige lezing van de
informatie in deze Handleiding verzekert een goede
kennis van de machine en de gids die hierna volgt staat
toe de meest gebruikelijke bedrijfssituaties te herkennen
en te controleren. Contacteer een Geautoriseerd Servi
cecentrum voor alle andere defecten of problemen.
• De machine start niet:
– controleer of de stekker onder spanning staat:
– controleer of de toevoerkabel of de verlenging integer
zijn.
• De ketting draait niet:
– controleer of de voorste bescherming achteruit ge
-
plaatst is.
• De olie loopt niet af:
– controleer of er geen olie in het reservoir is en laat
deze eventueel af (
8.7).
• Vorming van vonken:
– contacteer de Wederverkoper voor een controle van
de motor en van de borstels.
9. STORINGEN EN OPLOSSINGEN