42
Door langzaam knipperen van de batterij-indicator 5 wordt eerst aangegeven dat de batterijen moeten worden
opgeladen resp. vervangen. Worden de batterijen / accu’s verder ontladen, dan gaat de LED permanent
branden, voordat het apparaat volledig wordt uitgeschakeld.
Accu’s opladen
De meegeleverde netoplaadinrichting heeft ca. 10 uur nodig om lege accu’s op te laden. Steek daarvoor de
stekker van de oplaadinrichting in de laadbus van het apparaat. Nieuwe resp. accu’s die vrij lange tijd niet zijn
gebruikt, hebben pas na vijf oplaad- en ontlaadcycli hun volle vermogen.
Accu’s uitsluitend opladen, wanneer de temperatuur van het apparaat zich tussen 10°C en 40°C
bevindt. Opladen bij hogere temperaturen kunnen de accu’s beschadigen. Opladen bij lagere
temperaturen verlengt de oplaadtijd en reduceert de capaciteit, hetgeen tot een gereduceerd
vermogen en een kortere levensduur van de accu leidt.
INBEDRIJFSTELLLING
Opbouw v.d. laser
Positioneer het apparaat horizontaal of verticaal op een stabiele ondergrond of d.m.v. de statiefaansluiting op
een statief of wandklem op de juiste hoogte. Naargelang de positie bij het inschakelen herkent het apparaat
het automatisch de horizontale of verticale modus.
Door op de Aan-Uit-toets 1 te drukken wordt het apparaat ingeschakeld, terwijl alle LED’s 3, 4, 5 3 sec.
oplichten. Het waterpas stellen begint onmiddellijk. Voor het uitschakelen van het apparaat opnieuw de toets
indrukken. Tijdens het waterpas stellen staat de rotor stil, de waterpasindicator 3 knippert ( 1 x per sec.). Het
apparaat is waterpas gesteld, wanneer de laserstraal verschijnt en de waterpasindicator 3 niet meer knippert.
De waterpasindicator brandt dan 5 min. ononderbroken en gaat vervolgens opnieuw knipperen (om de 4 sec.),
ten teken dat de laser automatisch werkt.
Wanneer het apparaat meer dan 8 % scheef staat (automatisch waterpasstelbereik), knipperen laser en
waterpasindicatoren in een frequentie van eenmaal per seconde. Het apparaat moet dan opnieuw worden
gejusteerd.
Waterpasautomaat, slipbeveiliging
Na het inschakelen van het apparaat justeert het automatisch oneffenheden in zijn automatisch
waterpasstelbereik van ca. 8 % (± 0,8 m/10 m), waarbij de rotor nog stilstaat.
Na het waterpas stellen controleert de laser de positie. De slipbeveiliging wordt elke keer, nadat voor de eerste
keer waterpas is gesteld, ca. 5 min. na het waterpas stellen geactiveerd, wanneer de laser met 600 min-1
Na het waterpas stellen controleert de laser de positie. De slipbeveiliging wordt elke keer, nadat voor de eerste
Na het waterpas stellen controleert de laser de positie. De slipbeveiliging wordt elke keer, nadat voor de eerste
in
de horizontale modus werkt.
Bij een positieverandering > 30 mm / 10 m activeert deze storing de zogen. slipbeveiliging om te verhinderen
dat grotere kantelingen tot hoogteafwijkingen leiden. Hier stopt de rotor, de laserstraal wordt uitgeschakeld,
de manuele -/HI-waarschwings-LED 4 knippert (2x per sec.). Het apparaat uit- en opnieuw inschakelen en
vervolgens de oorspronkelijke hoogte controleren resp. opnieuw instellen.
Handmatig instellen / éénas-hellingmodus
Door eenmaal kort te drukken op de manuele toets aan de laser (2) van het automatisch waterpas stellen kan
het apparaat met behulp van de afstandsbediening resp. de ontvanger-afstandsbedieningscombinatie naar
de manuele modus worden omgeschakeld, hetgeen de rode LED 4 met een knipperfrequentie van eenmaal
per seconde aangeeft. In deze modus kan de Y-as worden gekanteld door op de pijltjestoetsen „Omhoog /
Omlaag“ op het apparaat resp. van de afstandbediening te drukken en bovendien de X-as van de laser door
op de pijltjestoetsen „Rechts/Links“ op de afstandsbediening te drukken.
Door opnieuw kort op de manuele toets bij de horizontale modus te drukken, wordt het apparaat in de éénas-
hellingmodus omgeschakeld, hetgeen wordt aangegeven door het gelijktijdige knipperen van de groene en
rode LED 3/4 in een frequentie van eenmaal per seconde (in de verticale modus schakelt men van manueel
direct terug naar het automatische waterpas stellen). In deze modus kan de Y-as m.b.v. de pijltjestoetsen
„Omhoog / Omlaag“ op het apparaat of op de afstandsbediening worden gekanteld, terwijl de X-as verder in
de horizontale modus functioneert( z.B. bij de inbouw van hellende, verlaagde plafonds of opritten). Werkt
het apparaat met 600 min-1
de horizontale modus functioneert( z.B. bij de inbouw van hellende, verlaagde plafonds of opritten). Werkt
de horizontale modus functioneert( z.B. bij de inbouw van hellende, verlaagde plafonds of opritten). Werkt
, dan is ook de slipbeveiliging actief, d.w.z. dat de apparaatopbouw verder wordt
gecontroleerd, hoewel de Y-as handmatig is gekanteld.
040700_06_LL300_NL.indd
26.05.2004, 13:36 Uhr
42