2899
4
NL
3.2
HYDRAULISCHE INSTALLATIE
H
= Niveauverschil;
L
= Max. lengte aanzuigleiding;
ø
i
= Binnendiameter leiding.
AANZUIGING VAN DE POMP:
Bij een installatie zoals in fig. 8, de vacuümmeteraansluiting (6, fig. 7) los-
draaien tot er brandstof ontsnapt.
Bij een installatie zoals in fig. 9 en 10, de brander in werking stellen en de
aanzuiging afwachten. Als de brander in veiligheid gaat (vergrendelt) voor er
brandstof wordt toegevoerd, dient u min. 20 sec. te wachten alvorens de
operatie te herhalen.
Overschrijdt een max. onderdruk van 0,4 bar (30 cm Hg) niet. Boven die waarde
ontsnapt het gas van de brandstof. De leidingen moeten volledig luchtdicht zijn.
Bij een installatie in onderdruk (fig. 10), dienen de aanzuig- en teruglooplei-
ding zich op dezelfde hoogte te bevinden. In dat geval is een voetklep over-
bodig. Bij een niveauverschil tussen beide leidingen is een voetklep
noodzakelijk. Deze tweede oplossing biedt echter minder zekerheid omdat
de dichtheid van de voetklep eventueel ontoereikend kan zijn.
H
meter
L meter
ø
i
8 mm
ø
i
10 mm
0,5
1
1,5
2
10
20
40
60
20
40
80
100
H
meter
L meter
ø
i
8 mm
ø
i
10 mm
0
0,5
1
1,5
2
3
3,5
35
30
25
20
15
8
6
100
100
100
90
70
30
20
1 - Aanzuigleiding
2 - Terugloopleiding
3 - By-pass schroef
4 - Manometeransluiting
5 - Drukregelaar
6 - Vacuümmeteraansluiting
7 - Olieventiel
8 - Hulpdrukmeetpunt
D5912
2
3
4
7
6
5
1
8
H
max.
4 m
max.
4 m
H
H
H
D6228
Fig. 9
Fig. 10
Fig. 8
D4498
H
max.
4 m
➤
De toevoer van stookolie is langs beide kanten van de brander
mogelijk.
➤
Het is noodzakelijk een filter te plaatsen op de voedingslijn van de
brandstof.
➤
De pomp is voorzien voor een installatie met twee leidingen. Draai
bij één leiding de moer van de terugloopleiding (2) los, verwijder de
by-pass schroef (3) en draai de dop (2) opnieuw aan, (zie fig. 7).
➤
Alvorens de brander op te starten, controleer of de terugloopleiding
niet verstopt is. Daardoor zou immers de dichting van de pomp be-
schadigd kunnen worden.
OPGELET:
Fig. 7
INSTALLATIE MET ÉÉN LEIDING
(VERBODEN IN DUITSLAND)