2899
3
NL
3.
INSTALLATIE
DE BRANDER MOET GEÏNSTALLEERD WORDEN VOLGENS DE PLAATSELIJK GELDENDE WETTEN
EN NORMEN.
3.1
BEVESTIGING OP DE KETEL
➤
Steek de recirculatieleiding (6) op zijn plaats in de flens (1) en blokkeer hem met de schroef (7), (zie fig. 2).
➤
Steek de schroef (9) en de twee moeren (10) in de flens, (zie fig. 3).
➤
Indien nodig, de gaten in de flensdichting (5, zie fig. 4) vergroten.
➤
Bevestig de flens (1) op de ketelplaat (4) met behulp van de schroeven (2) en
(indien nodig)
de moeren
(3) en
voeg de flensdichting (5) ertussen
, (zie fig. 3).
E9051
1
7
E9055
E9056
Nadat de brander geïnstalleerd is moet hij iets geheld
worden.
Hiertoe moet de flensdichting (5) met de dikste kant naar
beneden gemonteerd worden (zie fig. 6).
OPGELET
D1959
max. 95 mm (417T)
max. 105 mm (418T)
D5012
5
Fig. 4
1
Fig. 3
9
10
1
2
2
5
Fig. 5
4
3
Fig. 2
Ø
v
olg
ens
Fig. 6
EN226
6
5