61
De installatie moet als vast beschouwd
worden en mag uitsluitend door gespe-
cialiseerde en deskundige bedrijven tot
stand gebracht worden in overeen-
stemming met de aanwijzingen en de
bepalingen die in deze handleiding
opgenomen zijn. Bovendien moet de
installatie met inachtneming van de
normen en de reglementen tot stand
gebracht worden die op dit moment
van kracht zijn.
2.1
LOCAL DE LA CHAUDIERE
De
“RMG”
ketels met een hogere
capaciteit dan 35 kW moeten in een
technische ruimte worden geplaatst
waarvan de afmetingen en de overige
eigenschappen aan de veiligheidsvoor-
schriften moeten voldoen die op dit
moment van kracht zijn. De minimum
hoogte van de ruimte moet overeen-
stemmen met datgene wat op fig. 3 is
aangeven, al naar gelang het totale
warmtedebiet, de minimum afstand
tussen de wanden van de ruimte en de
externe punten van de ketel (de rech-
ter-, de linker- en de achterkant) mag
niet minder bedragen dan 0,60 m. Het
is bovendien noodzakelijk voor de toe-
voer van verse lucht in de ruimte in de
buitenmuren ventilatieopeningen te
maken waarvan het oppervlak in ieder
geval niet kleiner mag zijn dan 3.000
1.4
VOORNAAMSTE ONDERDELEN
Fig. 2
LEGENDE
1
Gasklep met een bobijngroep
2
Aansluitbus 1/2”
3
Veiligheidsaquastaat
4
Resetknop
5
Hoofdschakelaar
6
Instelaquastaat met
een dubbel contact
7
Thermometer
8
Rookgasthermostaat
9
Drukmeetaansluiting 1/8”
10 Hoofdpijp branders
2
INSTALLATIE
Fig. 3
H afhankelijk van het totale
warmtedebiet:
– niet meer dan 116 kW: 2,00 m
– meer dan 116 kW tot
350 kW: 2,30 m
– meer dan 350 kW
tot 580 kW: 2,60 m
– meer dan 580 kW: 2,90 m