108
NL
7. INGEBRUIKNAME
7.1 Vereiste voor ingebruikname
Controleer vóór de inbedrijfstelling van de opvoerinstallatie of de elektrische aansluiting van de opvoerinstallatie en alle veiligheidsvoorzienin-
gen correct zijn uitgevoerd.
De pomp en alle beschermingsmiddelen zijn correct aangesloten.
• De veiligheidsinstructies zijn opgevolgd.
• De gebruikseigenschappen zijn gecontroleerd.
• De lokale voorschriften op de plaats van installatie zijn nageleefd.
7.2 Toepassingsbeperkingen
• De pomp niet met gesloten kleppen in bedrijf stellen.
• Volg de instructies met betrekking tot welke vloeistoffen weggepompt mogen worden (zie paragraaf 3.5).
• De pomp nooit “droog”, dus zonder vloeistof laten werken.
Tijdens het gebruik moeten de volgende parameters en waarden in stand worden gehouden:
7.3 Start en stop
De automatische bediening start en stopt de pomp als er een bepaalde niveau wordt bereikt.
De positie van de vlotters wordt in de fabriek afgesteld.
Wijzig deze afstelling nooit.
Als tijdens onderhoudswerkzaamheden één of meer vlotterschakelaars worden vervangen,
moeten deze overeenkomstig de afbeelding worden geplaatst.
De vrije lengte van de vlotters moet vanaf het bevestigingspunt van de kabel aan de onderkant
van de vlotter 150 ± 5 mm bedragen.
Zorg ervoor dat de vlotters vrij kunnen bewegen.
7.4 Startfrequentie
Om oververhitting en overmatige belasting van de motor, afdichtingen en lagers te voorkomen, mag het apparaat niet vaker dan 10 keer per
uur worden gestart.
7.5 Ingebruikname van de bedieningskast
7.6 Vereiste handelingen voor ingebruikname
1.
Voer een werkings- en lektest uit van de opvoerinstallatie: controleer na het aansluiten van de hydraulica en elektronica of de aansluitingen water-
dicht zijn door het water achtereenvolgens door elke ingang te laten stromen.
Controleer met een watertest of het apparaat goed werkt en waterdicht is geïnstalleerd door meerdere inschakelcycli te bekijken.
2.
Controleer alle onderdelen van de checklist (paragraaf 9.1 op pagina 34)
3.
Let op: Gebruik de motor niet in de stand gedwongen werking (door de toets op het toetsenbord in te drukken) voordat de pomp in het water staat.
Droogloop kan de vermaler beschadigen.
7.7 Buiten bedrijf stellen
1.
Sluit de kleppen op de aanvoerbuizen.
2.
Leeg het reservoir door op de knop geforceerd legen van de pomp te drukken.
3.
Sluit de afvoerklep
4.
Koppel de stroomvoorziening los en schakel de installatie uit.
Parameter
Waarde
Max. toegestane
40 °C
vloeistoftemperatuur
tot 70 °C gedurende max.
5 minuten per uur
Max. omgevingstemperatuur.
50 °C
Bedrijfsmodus
Intermitterende werking
SANIFOS
®
110 en SANIFOS
®
250 : S3 30 %
Intermitterende werking
SANIFOS
®
500 : S3 50%
SANIFOS
®
500 Vortex driefasig: S3 30%
Vlotters SANIFOS
®
500
➜
Het deksel van de schakelkast is niet goed afgesloten. Gevaar voor elektrische schokken!
➜
Zorg dat het deksel van de schakelkast goed is afgesloten.
➜
Steek vervolgens de stekker weer in het stopcontact.
GEVAAR
PAS OP
WAARSCHUWING
GEVAAR
PAS OP
WAARSCHUWING
GEVAAR
PAS OP
WAARSCHUWING