92
b) Controle van de stuurstangen aan de rolroeren
De koppelingen van de rolroeren zijn reeds af fabriek gemonteerd (1). Controleer ook of de roerhoorns van de stuur-
stangen zich in de buitenste positie van de roerhoorns (2) bevinden.
Bij neutrale positie van trimming en stuurknuppel van het rolroer moeten de rolroeren zich eveneens in neutrale
positie bevinden en afsluiten met de achterzijde van de vleugel (3). Als dit niet het geval is, moeten de rolroeren door
het in- of uitdraaien van de vorkkoppen overeenkomstig worden verlengd.
De aansluiting van de rolroerservo wordt in het volgend hoofdstuk „Montage van de vleugels“ beschreven. De correc-
te werking wordt in het hoofdstuk „Controleren van de besturingsfuncties“ verklaard.
Afbeelding 3