19
NEDERLANDS
Wikkelingsthermostaat
LET OP!
Naast de overstroomschakelaars of motorbeveili-
gingsschakelaar moeten ook de in de motorwikkeling ingebou-
wde thermostaten worden aangesloten. Ze zijn geschikt voor
250 V / 1,2 A (cos phi 0.6) en voor aansluiting met 30 en 32 ge-
markeerd.
Thermostaataansluiting met
explosiebeveiliging
De thermostaten moeten zodanig worden aangesloten, dat ze
bij het het bereiken van de reactietemperatuur van de motor
via het regelaarcircuit worden uitgeschakeld. Na afkoeling van
de wikkeling mag niet automatisch weer worden ingeschakeld.
WAARSCHUWING!
Na het uitschakelen door de temperatuurbegrenzer moet de
storingsoorzaak eerst worden verholpen. Pas dan mag er weer
handmatig worden ingeschakeld.
De inschakelvergrendeling moet "beveiligd zijn tegen nulspan
-
ning", dat wil zeggen, zelfs na een stroomuitval moet de ver-
grendeling behouden blijven (in Europa Richtlijn
2014/34/EU
bijlage II 1.5, EN 60079-17 Tab1, B10).
Gebruik van een frequentie-omzetter
Frequentie-omzetters mag alleen worden gebruikt voor de
snelheidsregeling van speciale versies van sterkstroompom-
pen! Wisselstroompompen zijn over het algemeen niet ge
-
schikt.
LET OP!
Om fysieke redenen mogen pompen met een hoge-
re frequentie dan vermeld op het typeplaatje niet worden ge-
bruikt. Bij een frequentieverhoging boven de waarde op het
typeplaatje neemt het opgenomen vermogen toe en wordt de
motor overbelast.
Bij speciale versies van sterkstroompompen voor frequen
-
tie-omzettergebruik is het motortype op het typeplaatje met
een extra "K" aangegeven (bijv. D90-2/75 CK) Bovendien heb
-
ben deze pompen een sticker op het kabeluiteinde die op de
gebruiksmogelijkheid met een frequentie-omzetter attent
maakt.
Deze motoren zijn uitgerust met PTC-weerstanden die als wik
-
kelingsbeveiliging fungeren. Op de klemmen 40 en 41 van de
wikkelingsbeveiliging mag geen spanning > 2,5 volt worden ge-
zet! Bij explosieveilige pompen is ook een activeringsapparaat
met typegoedkeuring vereist dat aan de eisen van het EU-ty-
peonderzoek voldoet.
Draairichting
Geldt niet voor wisselstroompompen. Voorafgaande aan de
montage moet de draairichting worden gecontroleerd. Bij
de juiste draairichting loopt de aanloopruk tegengesteld aan
de richting van pijlen op het motorhuis. Lawaai of een te laag
pompvermogen van de reeds ingebouwde pomp wijzen ook op
een verkeerde draairichting. Bij een verkeerde draairichting
moeten 2 fasen van de voedingskabel worden verwisseld.
VOORZICHTIG!
De aanloopruk kan met grote kracht plaatsvinden.
Potentiaalvereffening
Conform EN 60079-14 en EN 1127-1 moet in een explosiege-
vaarlijke omgevingen bij apparatuur met randaarde in het TN/
TT-netwerk een aanvullende potentiaalvereffening worden ge-
installeerd. Ontwerpspecificatie in Duitsland bijvoorbeeld con
-
form VDE 0100 deel 540.
Voor beton- en plastic schachten van JUNG PUMPEN in de ex-
plosiezone 1 en 2 is ter plaatse een extra potentiaalvereffening
nodig (naar mening van TÜV Nord, 03.2008).
Uitzondering: als geleidende delen, bijvoorbeeld van een ka
-
belbescherming van gegolfde pijp of een metalen drukleiding
vanaf de buitenzijde naar de schachtaansluiting leiden. In dit
geval moet een elektrisch geleidende verbinding met de behui-
zing van de pomp(en) worden aangebracht. Omwille van de be-
scherming tegen corrosie moet er voor de verbinding roestvrij
staal worden gebruikt.
Explosieveilige pompen hebben hiervoor een aansluitingsmo-
gelijkheid op de kabelinvoer.
INBOUW
De pomp moet volgens de voorbeelden worden geïnstalleerd.
Bij installaties volgens EN 12056-4 moet de drukleiding tot bo
-
ven het plaatsselijk vastgelegte terugstroomniveau worden
geleidet en met een terugslagklep beveiligd worden. De mi-
nimale stroomsnelheid van 0,7 m/s in de pijplijn moet worden
aangehouden.
Inbouwvoorbeeld
Montage:
De koppelingsvoet stevig met pluggen op de bodem
van de verzamelput vastzetten en vervolgens de schuivende
buizen monteren. Vervolgens de drukleiding met de nodige
hulpstukken zoals terugslagklep en afsluiter monteren.
Tenslotte de pomp met de opgeschroefde koppelingsklauw op
de glijdende buis zetten en laten zakken met een ketting die
aan de kettingsluiting is bevestigd.
Boven de schachtopening moet zich op voldoende hoogte een
bevestigingsmogelijkheid voor een hijstoestel bevinden.
De niveaudetectie kan door middel van verschillende systemen
plaatsvinden. Voor bijzonderheden en vereisten verwijzen wij u
naar de respectievelijke gebruikshandleiding.
WAARSCHUWING !
Conform de wetgeving en voorschriften voor explosiebeveili-
ging mogen explosieveilige JUNG Ex-pompen nooit drooglo-
pen of slurpen.
De pomp moet in ieder geval uitschakelen wanneer het water-
peil de bovenkant van het pomphuis bereikt (x in de tekening).
Deze uitschakeling moet via een apart schakelcircuit plaats-
vinden. Droogloop mag uitsluitend buiten de explosiezone
plaatsvinden voor onderhouds- en inspectiedoeleinden.