SOORTEN STORING / FOUTEN IN HET LASWERK - OORZAKEN - OPLOSSINGEN
NL
(NL) 4
NL
a.
Maak de binnenkant van de generator stofvrij. Doe dit vaker
wanneer de werkomgeving zeer stoffig is.
NB:
de generator is uitgerust met een (Antisticking) inrichting voor het uit-
schakelen van de krachtstroom bij uitgangs-kortsluiting of bij vastplakken
van de elektrode, zodat deze eenvoudig van het te lassen deel verwijderd
kan worden.
Deze inrichting treedt in werking wanneer de generator wordt gevoed, dus
ook tijdens de begincontrole, zodat extra belasting of kortsluiting tijdens
deze fase als een storing wordt beschouwd en dus een krachtstroomonder-
breking bij de uitgang veroorzaakt.
6.0 SOORTEN STORING / FOUTEN IN HET LASWERK - OORZAKEN - OPLOSSINGEN
SOORT STORING -
FOUTEN IN HET LASWERK
MOGELIJKE OORZAKEN
CONTROLE EN OPLOSSINGEN
De generator last niet: het digitale instrument is niet
verlicht.
A) De hoofdschakelaar staat op "uit".
B) Onderbreking in de voedingskabel (één of meer-
dere fasen ontbreken).
C) Anders
A) Zet de hoofdschakelaar op "aan".
B) Controleren en verhelpen.
C) Contact opnemen met Klantenservice voor een controle.
Tijdens het lassen onverwachte onderbreking van de
uitgangsstroom, doven van groene lampje en bran-
den van geel waarschuwingslampje.
Er is een te hoge temperatuur geconstateerd, met
ingrijpen van de thermische beveiliging
(Zie bedrijfscycli).
Laat de generator werken en wacht tot hij afkoelt (10-15
minuten); dan wordt de beveiliging gereset en gaat het gele
lampje uit.
De generator last niet: de groene led blijft ook bran-
den als er geen belasting is.
Probleem in het circuit van de generator.
Contact opnemen met Klantenservice voor een controle.
Te laag lasvermogen.
Verkeerd aangesloten uitgangskabels.
Er ontbreekt een fase.
Controleer de goede staat van de kabels, de geschiktheid
van de massatang en of deze aangebracht is op een roest-,
verf- en vetvrij te lassen deel.
Overdreven gesproei.
Lasboog te lang.
Lasstroom te hoog.
Polariteit lasbrander verkeerd.
De ingestelde stroomwaarde verlagen.
Kraters.
Snel verwijderen van elektrode bij loslaten.
Insluitingen.
Slechte reiniging of verdeling van de lagen. Beweging van elektrode verkeerd.
Onvoldoende penetratie.
Voortbewegingssnelheid te hoog. Lasstroom te laag.
Gebrek aan smelting.
Lasboog te kort.
Stroomwaarde te laag.
De ingestelde stroomwaarde verhogen.
Luchtbellen en poreusheid.
Elektroden vochtig. Boog te lang. Polariteit lasbrander verkeerd.
Barsten.
Stroomwaarden te hoog. Materiaal vervuild.
Bij TIG-laswerk smelt de elektrode.
Polariteit lasbrander verkeerd. Gebruikte gassoort niet geschikt.