M1.2.BB200.NLFREN 13112018
10
NL
10 Een wiel balanceren
10.1 Keuze van de balanceermodus
1. Dynamische en statische balanceermodus: druk op de F toets.
Dynamische modus: klem een gewicht op de binnen- en buitenrand van de velg (zie afbeelding 10-1).
ST modus: statische meetmodus, plak een gewicht in het midden van de velg (zie afbeelding 10-2).
2. ALU balanceermodus: druk op de ALU toets, schakel het CPU systeem tussen ALU-1, ALU-2 en ALU-S.
Afb. 10-1
Afb. 10-2
Afb. 10-3
Afb. 10-4
Afb. 10-3
ALU-1 modus: plak een gewicht binnen en buiten op een spaak van de velg (zie afbeelding 10-3).
ALU-2 modus: klem een gewicht op de binnenrand van de velg, plak een gewicht buiten (in de spaak) (zie afbeelding 10-
4).
ALU-S modus: speciale modus voor velgen met speciale vormen.
Opsplitsing en verborgen-geplakt gewicht:
In ALU-S modus is de positie van het gewicht (binnen in de spaak) tussen twee spaken, de ALU-S modus kan het gewicht in
2 opsplitsen. Plaats de verdeelde gewicht achter twee spaken, bij het voormalige gewicht, om de gewichtjes te verbergen
(zie afbeelding 10-5).
10�2 Normale balanceermodus
1. Volg de instructies van hoofdstuk 7.2 voor het invoeren van de velgmaat.
2. Sluit de beschermkap en druk op de START toets. Het wiel draait. Wanneer het stopt, worden de balanceerwaarden
weergegeven. Indien de middelste LED OPT toont, kunt u voor de optimalisatie kiezen.
3. Draai het wiel langzaam. Wanneer alle LEDs van de indicator van de interne balanceerpositie gaan branden (zie
afbeelding 5-1 (3)), klem het overeenstemmende gewicht op de 12 uur positie binnen de velg (zie afbeelding 10-6).
4. Draai het wiel langzaam. Wanneer alle LEDs van de indicator van de externe balanceerpositie gaan branden (zie
afbeelding 5-1 (4)), klem het overeenstemmende gewicht op de 12 uur positie buiten de velg (zie afbeelding 10-7).
copyrighted
document
- all
rights
reserved
by
FBC