10
5. Installeren van de koelstofleidingen
90
°
±
0.5
°
øA
R0.4 - R0.8
45
°±
2
°
5.2. Aansluiten van de pijpen (Fig. 5-1)
•
Als u koperen pijpen gebruikt, moet u de vloeistof- en gaspijpen met isolatiemate-
riaal bekleden (hittebestendig tot 100°C, dikte van 12 mm of meer). Direct contact
met ontblote leidingen kan brandwonden of bevriezing veroorzaken.
•
De delen van de afvoerpijp die binnenshuis lopen, moeten worden bekleed met
isolatiemateriaal van polyethyleenschuim (relatieve dichtheid 0,03, dikte 9 mm of
meer).
•
Doe een dun laagje koelmachineolie op de leiding en het aansluitingsoppervlak
voordat u de “flare”-moer vastdraait.
A
•
Draai met gebruik van twee pijptangen de aansluitende leidingen vast.
B
•
Gebruik, nadat alle aansluitingen gemaakt zijn, een lekkagedetector of zeepsop
om te controleren of er gaslekken zijn.
•
Breng koelolie aan op de aansluitingsoppervlakken.
C
• Gebruik de flensmoeren voor de volgende pijpafmetingen.
D
SWM60 - 120, SHWM60 - 140
Gaszijde
Afmeting leiding (mm)
ø12,7
Vloeistofzijde Afmeting leiding (mm)
ø6,35
•
Let er bij het buigen van de pijpen op dat u deze niet breekt. Een buigstraal van
100 mm tot 150 mm is voldoende.
•
Let erop dat de pijpen de compressor niet raken. Hierdoor kunnen ongewone
geluiden of trillingen ontstaan.
1
Begin met het aansluiten van de pijpen bij het binnenapparaat.
Trek de flensmoeren aan met een momentsleutel.
2
Tromp de vloeistof- en gaspijpen op en breng een dun laagje koelolie aan op de
aansluitingsoppervlakken.
•
Als een gewoon pijpafdichtmiddel wordt gebruikt, zie dan Tabel 1 voor het op-
trompen van R32-koelstofpijpen.
Gebruik de maatafstemmingsmeter om de afmetingen A te controleren.
A
Afsnijmaten tromp
B
Aanhaalmoment flensmoer
A
B
C
D
Fig. 5-1
A
(Fig. 5-1)
Buitendiameter koperen
pijp (mm)
Afmetingen tromp øA
(mm)
ø6,35
8,7 - 9,1
ø9,52
12,8 - 13,2
ø12,7
16,2 - 16,6
ø15,88
19,3 - 19,7
ø19,05
23,6 - 24,0
B
(Fig. 5-1)
Buitendiameter koperen
pijp (mm)
Buitendiameter flensmoer
(mm)
Aanhaalmoment
(N·m)
ø6,35
17
14 - 18
ø6,35
22
34 - 42
ø9,52
22
34 - 42
ø12,7
26
49 - 61
ø12,7
29
68 - 82
ø15,88
29
68 - 82
ø15,88
36
100 - 120
ø19,05
36
100 - 120
A
Optrompgereedschap
B
Koperen pijp
A
B
A
Tabel 1 (Fig. 5-2)
Buitendiameter
koperen pijp (mm)
A (mm)
Trompgereedschap voor R32
Type koppeling
ø6,35 (1/4")
0 - 0,5
ø9,52 (3/8")
0 - 0,5
ø12,7 (1/2")
0 - 0,5
ø15,88 (5/8")
0 - 0,5
ø19,05 (3/4")
0 - 0,5
C
B
E
A
D
Fig. 5-3
Fig. 5-2
A
Pijpbedekking voor
B
Pijpbedekking achter
C
Afsluitkraan
D
Onderhoudspaneel
E
Buigstraal : 100 mm - 150 mm
5.3. Koelleidingen (Fig. 5-3)
Verwijder het onderhoudspaneel
D
(4 schroeven), de pijpbedekking voor
A
(2
schroeven) en de pijpbedekking achter
B
(4 schroeven).
1
Maak de verbindingen van de koelstofleidingen voor het binnen-/buitenapparaat
als het afsluitkraan van het buitenapparaat geheel gesloten is.
2
Ontlucht de binnenunit en de verbindingsleidingen.
3
Controleer na het aansluiten van de koelstofpijpen de pijpen en het binnenappa-
raat op gaslekkage. (Zie 5.4. ‘Luchtdichtheid van de koelstofpijpen testen’.)
4
Zet een sterke vacuümpomp op de dienstopening van de afsluitkraan en hand-
haaf nadat u -101 kPa (5 Torr) bereikt het vacuüm voldoende lang (minstens een
uur) om de binnenzijde van de pijpen te vacuümdrogen. Controleer de mate van
vacuüm altijd op het verdeelventiel. Als er nog vocht in de pijp zit, wordt de mate
van vacuüm soms niet bereikt in een korte tijd van vacuüm toepassen.
Zet na het vacuümdrogen de afsluitkranen (van zowel vloeistof als gas) voor het
buitenapparaat geheel open. Hierdoor worden de koelstofpijpen van binnen- en
buitenapparaat volledig met elkaar verbonden.
• Indien u onvoldoende vacuümdroogt, blijven lucht en waterdamp achter in de
koelstofpijpen wat kan leiden tot abnormale stijging van hoge druk, abnormale
daling van lage druk, achteruitgang van de koelmachineolie door vocht, etc.
•
Als het apparaat wordt ingeschakeld terwijl de afsluitkranen nog gesloten zijn,
zullen de compressor en de regelkraan beschadigd raken.
•
Gebruik een lekdetector of zeepsop om de pijpverbindingen van het buitenap-
paraat te controleren.
•
Gebruik niet de koelstof uit het apparaat voor het verwijderen van lucht uit de
koelstofleidingen.
•
Trek na voltooiing van de procedure de kraandoppen aan tot het juiste aan-
haalmoment: 20 tot 25 N·m (200 tot 250 kgf·cm).
Als de doppen niet worden teruggeplaatst en aangetrokken, kan koelstoflekk
-
age optreden. Let erop dat de binnenzijde van de kraandoppen niet wordt
beschadigd, aangezien deze werken als een afdichting die koelstoflekkage
voorkomt.
5
Dicht de uiteinden van het isolatiemateriaal bij de pijpverbindingen af met afdicht-
middel om te voorkomen dat er water onder het isolatiemateriaal doordringt.
WAARSCHUWING:
Als u het apparaat installeert, zet de koelmiddelleidin-
gen dan stevig vast voordat u de compressor start.
90° ± 0,5°
R0,4 - R0,8
nl
BH79D674L01_04nl.indd 10
2019/11/11 9:01:09
060