78
☞
Bijkomende inlichtingen :
• Telkens wanneer u op een toets («
TIJD
», «
GEHEUGEN
»)
drukt, worden gegevens ingevoerd (vb. veranderen van uur
naar minuten, of de waarde met 1 eenheid verhogen).
• Als u langer op de respectievelijke toets drukt, kan u
sneller naar de gewenste waarde “springen” en deze
aanpassen.
5. Het meten van de bloeddruk
5.1. Vooraleer de bloeddruk te meten
• Alvorens u de bloeddruk meet, is het beter niet te eten, te roken of om het even welke vorm
van inspanning te doen. Al deze factoren beïnvloeden het resultaat van de meting.
Probeer de tijd te vinden om u te ontspannen door bijvoorbeeld een tiental minuten rustig in
de zetel te gaan zitten alvorens de bloeddruk te meten.
• Doe de metingen altijd aan dezelfde pols (doorgaans de linkerpols).
• Doe de metingen regelmatig en altijd op een vast tijdstip omdat de bloeddruk in de loop van
de dag verandert.
5.2. Veelvoorkomende fouten
Opmerking : Om de metingen te kunnen vergelijken, moeten deze altijd in dezelfde
omstandigheden gebeuren! Doorgaans gebeuren ze in rusttoestand.
• Elke inspanning van de patiënt om de arm te ondersteunen, kan de bloeddruk verhogen. Zorg
voor een ontspannen en comfortabele houding en gebruik tijdens de hele meetfase geen
enkele spier van de meetarm. Gebruik, indien nodig, een kussen om de arm te ondersteunen.
• Wanneer de armslagader zich aanzienlijk hoger of lager dan het hart bevindt, krijgt u een foutief
resultaat (te hoog/te laag)! (Elk hoogteverschil van 15 cm, geeft een fout van 10 mmHg)!
• Een te losse manchet geeft foutieve meetresultaten.
• Opeenvolgende bloeddrukmetingen veroorzaken een bloedophoping in de meetarm wat kan
leiden tot verkeerde resultaten. De metingen van de arteriële bloeddruk moeten gebeuren
met minstens 5 minuten tussenperiode of nadat u de arm gedurende 3 minuten boven het
hoofd hebt gehouden om het verzamelde bloed weer te laten circuleren.