Voor de inbedrijfstelling
- 94 -
04.19
909.1709.9-05
Bij het ombouwen van de toorts naar een
andere elektrodediameter dient op het vol-
gende te worden gelet.
Spanhuls 62, spanhulshuis 63 en elektrode 60 die-
nen dezelfde diameter te hebben.
Het gasmondstuk 64 dient op de elektrodediameter
te worden afgestemd.
Massakabel aansluiten
Â
Sluit de massakabel aan op de aansluitbus mas-
sakabel 6 en borg de kabel door deze rechtsom te
draaien.
Massaklem bevestigen
Abb. 4: Massaklem bevestigen - goed!
Â
Bevestig de massaklem in de onmiddellijke nabijheid
van de lasplaats, zodat de lasstroom niet kan weg-
lekken via machineonderdelen, kogellagers of elek-
trische schakelingen.
Â
Sluit de massaklem stevig op de lastafel of het werk-
stuk aan.
Abb. 5: Massaklem bevestigen - fout!
Â
Leg de massaklem niet op het lasapparaat c.q. gas-
fles, aangezien de lasstroom anders via de aardings-
verbindingen gaat lopen en deze onherstelbaar zal
beschadigen.
Voedingsspanning aansluiten
Het apparaat is zowel geschikt voor werking op het
stroomnet als met behulp van een elektrische generator.
Â
Steek de netstekker in de daarvoor bestemde wand-
contactdoos.
De netspanning en tolerantie alsmede de
zekering moeten overeenkomen met de
technische gegevens (zie Technische ge-
gevens).
Beschermgasfles aansluiten
68
69
66
65
67
72
71
70
Abb. 6:
Beschermgasfles
Â
Zet de beschermgasfles 66, bijv. met een veiligheids-
ketting 67 vast.
Â
Open het gasflesventiel 65 meerdere malen kort ach-
ter elkaar, om eventueel aanwezige vuildeeltjes uit te
blazen.
Â
Sluit het reduceerventiel 71 op de beschermgasfles
66 aan.
Â
Draai de beschermgasslang 72 op het reduceerven-
tiel 71 en open de beschermgasfles 66.
Â
Druk op de toets Gastest 59 en stel de hoeveelheid
gas in met de instelschroef 69 van het reduceerven-
tiel.
9
De gashoeveelheid wordt op de stromingsmeter 70
aangegeven.
Vuistregel:
Grootte van het gasmondstuk = liter/min.
9
De inhoud van de fles wordt op de inhoudmanometer
68 aangegeven.