68
nl
Originele gebruiksaanwijzing
90000.0002.5091 / 2016.05
Positie van de temperatuursensoren
1
Geschikte positie van de temperatuursensoren
6.2
Afsluiting van de aansluitingen
van regensensor, windsensor en
Nood-Uit-schakelaar
▶
Tref de volgende maatregelen als u regensen-
sor, windsensor en Nood-Uit-schakelaar van de
ventilatieregelaar afklemt:
6.3
Motoraansluiting
▶
De gebruikte leidingen moeten aan de eisen van
de desbetreffende locatie voldoen (bijv.
EN 60204-1).
De motorkabel is optimaal aangebracht als deze:
–
gescheiden van voedingskabels en stuurleidin-
gen wordt geleid.
–
voedingskabels en stuurleidingen alleen in een
rechte hoek kruist.
–
niet wordt onderbroken.
Regen-
sensor
2-polige schroef-
steekklem
Ingang van het
schakelcontact
van de regensen-
sor
Tempera-
tuursensor
2-polige schroef-
steekklem
Aansluiting van de
temperatuursen-
sor
Windsen-
sor
4-polige schroef-
steekklem
Ingang voor impuls
en voeding
24 V DC, 250 mA
voor windsensor
De maximaal toegestane kabellengte per lei-
ding bedraagt 100 m.
OPMERKING:
Alleen met correct gepositioneerde temperatuur-
sensoren kan de ventilatieregelaar efficiënt wer-
ken.
Aantal
temperatuur-
sensoren
Positie
1
Montage in het midden van de
ruimte minstens 2,5 m hoog
2
Montage op 1/4 van de ruimte-
breedte van de zijden verwijderd
Naam
Uitvoering
Aansluiting
1
1/4
1/4
Aansluiting
Maatregel
Regensensor
Sluit de weerstand (8,2 k
Ω
)
aan op de klem van de regen-
sensor
Windsensor
Sluit de brug tussen klem
„Windsensor” en de ernaast
liggende aardingsklem aan
Nood-Uit-schake-
laar
Sluit de brug tussen klem
„Nood-Uit” en de ernaast lig-
gende aardingsklem aan
De maximaal toegestane kabellengte per lei-
ding bedraagt 100 m.
OBJ_BUCH-0000000201-002.book Page 68 Friday, May 20, 2016 10:52 AM