65
Nederlands
meten van lage weerstanden, dit is het bereik van 200
Ω
, moet u op
voorhand de inputklemmen kortsluiten en de afleeswaarde die daa-
ruit voortkomt optekenen. Dit is de bijkomende weerstand van de
testkabel.
Diodetest
(Zie fig 3)
Gebruik de diodetest om diodes, transistors en andere semigelei-
dende toestellen te controleren. De diodetest stuurt stroom door de
semigeleidende pn-overgang, en meet dan de spanningsdaling na
de pn-overgang. Een goede silicone pn-overgang vermindert met
tussen 0,5V en 0,8V.
Om een diode buiten een schakeling te testen schakelt u als volgt:
1.
Steek de rode testkabel in de V
Ω
klem en de zwarte testkabel in
de COM klem.
2.
Zet de draaischakelaar op diode positie.
3.
Voor voorwaartse aflezingen van spanningsdalingen op ieder
semigeleidend onderdeel, plaats de rode testkabel op de anode
van het onderdeel en de zwarte testkabel op de cathode ervan.
De gemeten waarde wordt op de display getoond.
Continuïteitstest
(Zie fig 3)
De testspanning om continuïteit te testen is 2,7 V.
1.
Steek de rode testkabel in de V
Ω
klem en de zwarte testkabel in
de COM klem.
2.
Zet de draaischakelaar op de continuïteitspositie.
3.
Sluit de testkabels aan op het object dat gemeten wordt. De
zoemer zal afgaan als de weerstand van een geteste schakeling
lager is dan 30
Ω
.
Intervaltesten
(Zie fig 4)
Voor oudere auto’s was het belangrijk om de interval van de scha-
kelaar om een ontstekingssysteem uit te schakelen te tellen.
manual_limit500auto.qxd 05-06-08 16.25 Sida 68