1
9
9.3
9.4
73
Ateliers La Cornue· 14 rue du Bois du pont· Z.I Des Béthunes · 95310· Saint Ouen l’Aumône
FR
EN
NL
Conservering van wijnen
Conserveringstijd
De verbetering van de wijn en zijn leeftijd in het algemeen hangt af
van de kenmerken van de soort waartoe de wijn behoort.
Hieronder wordt de optimale conserverings- en rijpingsperiode aange-
geven voor de verschillende soorten wijnen, onder de ideale conser-
veringsomstandigheden die door uw apparatuur worden geboden.
Volg in elk geval, vooral bij kostbaardere wijnen, de tips van de produ-
cent van de fles op.
TYPE WIJN
CONSERVERINGSTEMPERATUUR
CONSERVERINGSPERIODE
Primeurwijnen
12° t/m 14° C
6 maanden
Zoete Spumante wijnen
8° t/m 10° C
1 jaar
Rosé wijnen
10° t/m 14° C
1 jaar
Frizzante (licht prikkelende) wijnen
10° t/m 12° C
1-2 jaar
Normale witte wijnen
10° t/m 14° C
1-2 jaar
Lichte rode wijnen
12° t/m 14° C
2 jaar
Droge Spumante wijnen
8° t/m 10° C
2 jaar
Klassieke Spumante wijnen
8° t/m 10° C
3-4 jaar
Kloeke witte wijnen of witte barrique-wijnen
8° t/m 12° C
3-5 jaar
Normale rode wijnen
14° t/m 16° C
3-5 jaar
Kloeke rode wijnen of rode barrique-wijnen
14° t/m 18° C
7-10 jaar
Passito- of likeurachtige wijnen
16° t/m 18° C
10-15 jaar
Proeftemperaturen
Als algemene regel geldt voor witte wijn een optimale serveertempera-
tuur tussen 10 en 12° C en voor rode wijn tussen 12 en 14° C.
Sommige wijnen bieden echter het beste als ze op lagere of hogere tem-
peraturen worden geserveerd.
Er moet ook rekening mee worden gehouden dat men ’s zomers de wij-
nen liever iets kouder dan in de winter proeft.
Met name moet met het volgende rekening worden gehouden:
Witte wijnen worden normaliter niet op hoge temperaturen geserveerd,
omdat ze meestal zuurder zijn dan rode wijnen en weinig tannine bevat-
ten en dus aangenamer op lage temperaturen blijken.
Men serveert deze wijnen het liefst tussen 10 en 14° C. Jonge, frisse en
aromatische wijnen kunnen ook op 10° C geserveerd worden, en minder
aromatische wijnen op 12°C. Temperaturen tussen 12 en 14° C worden
echter voorbehouden aan zachte en rijpe witte wijnen die enkele ja-
ren in de fles zijn gerijpt. Hogere proeftemperaturen brengen het zoete
karakter van de wijn naar voren, wat ten koste gaat van de zuurte en
smaak die als aangename en gewenste eigenschappen van dit soort
wijnen worden beschouwd. Rosé wijnen worden op dezelfde tempera-
tuur als witte wijnen geserveerd.
Er moet echter opgemerkt worden dat deze wijnen een zeker gehalte
aan tannine kunnen bevatten en dus aangenamer bij hogere tempera-
turen kunnen smaken.
Ze worden dus geserveerd op een temperatuur van 10° C tot 12° C als ze
jong en fris zijn en op een temperatuur van 12° C tot 14° C als ze robuuster
en rijper zijn.
Witte wijnen
Rosé wijnen