17
Nederlands
tenzijde naar de schachtaansluiting leiden. In
dit geval moet een elektrisch geleidende ver
-
binding met de behuizing van de pomp(en)
worden aangebracht. Omwille van de bescher
-
ming tegen corrosie moet er voor de verbin
-
ding roestvrij staal worden gebruikt.
Explosieveilige pompen (UFK…) hebben hier
-
voor een aansluitingsmogelijkheid op de ka
-
belinvoer.
Draairichting
Geldt niet voor wisselstroompompen. Vooraf
-
gaande aan de montage moet de draairichting
worden gecontroleerd. Bij de juiste draairich
-
ting loopt de aanloopruk tegengesteld aan de
richting van pijlen op het motorhuis. Lawaai of
een te laag pompvermogen van de reeds inge
-
bouwde pomp wijzen ook op een verkeerde
draairichting. Bij een verkeerde draairichting
moeten 2 fasen van de voedingskabel worden
verwisseld.
De aanloopruk kan met grote kracht
plaatsvinden.
Wikkelingsthermostaat
LET OP!
Naast de overstroomschakelaars of
motorbeveiligingsschakelaar moeten ook de in
de motorwikkeling ingebouwde thermostaten
worden aangesloten. Ze zijn geschikt voor 250
V / 1,2 A (cos phi 0.6) en voor aansluiting met 30
en 32 gemarkeerd.
Thermostaataansluiting zonder explosie
-
beveiliging (UAK)
De thermostaten moeten zodanig worden aan
-
gesloten, dat ze bij het bereiken van de reactie
-
temperatuur van de motor via het regelcircuit
worden uitgeschakeld. Na afkoeling van de
wikkeling wordt automatisch weer ingescha
-
keld.
Thermostaataansluiting met explosiebe
-
veiliging (UFK)
De thermostaten moeten zodanig worden
aangesloten, dat ze bij het het bereiken van de
reactietemperatuur van de motor via het rege
-
laarcircuit worden uitgeschakeld. Na afkoeling
van de wikkeling mag niet automatisch weer
worden ingeschakeld.
Na het uitschakelen door de tempe
-
ratuurbegrenzer moet de storings
-
oorzaak eerst worden verholpen. Pas
dan mag er weer handmatig worden ingescha
-
keld.
De inschakelvergrendeling moet "beveiligd
zijn tegen nulspanning", dat wil zeggen, zelfs
na een stroomuitval moet de vergrendeling
behouden blijven (in Europa Richtlijn 94/9/EG
bijlage II 1.5, EN 60079-17 Tab1, B10).
Gebruik van een frequentie-omzetter
Frequentie-omzetters mag alleen worden ge
-
bruikt voor de snelheidsregeling van speciale
versies van sterkstroompompen! Wisselstroom
-
pompen zijn over het algemeen niet geschikt.
LET OP!
Om fysieke redenen mogen pompen
met een hogere frequentie dan vermeld op
het typeplaatje niet worden gebruikt. Bij een
frequentieverhoging boven de waarde op het
typeplaatje neemt het opgenomen vermogen
toe en wordt de motor overbelast.
Bij speciale versies van sterkstroompompen
voor frequentie-omzettergebruik is het mo
-
tortype op het typeplaatje met een extra "K"
aangegeven (bijv. D90-2/75 CK) Bovendien
hebben deze pompen een sticker op het kabel
-
uiteinde die op de gebruiksmogelijkheid met
een frequentie-omzetter attent maakt.
Explosieveilige pompen (UFK)
Deze motoren zijn uitgerust met PTC-weerstan
-
den die als wikkelingsbeveiliging fungeren. Op
de klemmen 40 en 41 van de wikkelingsbevei
-
liging mag geen spanning > 2,5 volt worden
gezet! Bij explosieveilige pompen is ook een
activeringsapparaat met typegoedkeuring ver
-
eist dat aan de eisen van het EG-typeonderzoek
voldoet.
Inbouw
Die pomp moet conform de voorbeelden wor
-
den ingebouwd. Bij installaties conform DIN EN
12056-4 moet de drukleiding als lus over het
plaatselijke geldende opstuwniveau worden
geleid en beveiligd met een terugstroombe
-
veiliging. De minimale stroomsnelheid van 0,7
m/s in de pijplijn moet worden aangehouden.
Inbouwvoorbeeld
met verschuifbare buis voor
stationaire pompstations
Montage:
De koppelingsvoet stevig met plug
-
gen op de bodem van de verzamelput vast
-
zetten en vervolgens de schuivende buizen
monteren. Vervolgens de drukleiding met de
nodige hulpstukken zoals terugslagklep en af
-
sluiter monteren.
Tenslotte de pomp met de opgeschroefde kop
-
pelingsklauw op de glijdende buis zetten en
laten zakken met een ketting die aan de ket
-
tingsluiting is bevestigd.
Boven de schachtopening moet zich op vol
-
doende hoogte een bevestigingsmogelijkheid
voor een hijstoestel bevinden.
Inbouwvoorbeeld
van een installatie met
standaard bij latere aanpassing of mobiel ge
-
bruik
Montage:
De dompelpomp wordt aan de
drukzijde van een 90º-koppeling voorzien en
dan met een ketting in de schacht of verzamel
-
put geplaatst.
Bij kortstondig gebruik kan de pomp ook met
een daarvoor bestemde stekker in gebruik wor
-
den genomen.
De niveaudetectie kan door middel van ver
-
schillende systemen plaatsvinden. Voor bijzon
-
derheden en vereisten verwijzen wij u naar de
respectievelijke gebruikshandleiding.
Conform de wetgeving en voor
-
schriften voor explosiebeveiliging
mogen explosieveilige UFK-pompen
nooit drooglopen of slurpen. De pomp moet in
ieder geval uitschakelen wanneer het waterpeil
de bovenkant van het pomphuis bereikt (x in
de tekening). Deze uitschakeling moet via een
apart schakelcircuit plaatsvinden. Droogloop
mag uitsluitend buiten de explosiezone plaats
-
vinden voor onderhouds- en inspectiedoelein
-
den.
Bij een langere drukleiding moet ter voorko
-
ming van pijpwrijvingsverliezen, een dien
-
overeenkomstig grotere buisdiameter worden
geselecteerd.
Naar boven lopende drukleiding vorstvrij aan
-
leggen! De schachtafdekking moet worden
bepaald op basis van het gebruik en de beno
-
digde capaciteit.
Indien nodig kan het pomphuis worden ont
-
lucht door de afsluitschroef "Luft" (ontluchting)
eruit te draaien. Als toebehoren kan een over
-
eenkomstige spoelpijp worden gebruikt om
afzettingen en drijvende lagen in de schacht te
voorkomen.
Bij een defecte pomp kan een deel van de olie
-
kamervulling in het af te voeren materiaal te
-
recht komen.
Geldt alleen voor UAK-pompen.
Wordt een
slang als drukleiding gebruikt, zorg er dan voor
dat deze bij elk pompproces vóór de onder
-
dompeling van de pomp volledig leeg is. Even
-
tuele achterblijvende vloeistofresten zouden
de ontluchting van het pomphuis en dus de
afvoer verhinderen.