5 OPERATIONELE WERKING
NL-16
5.10 DAGELIJKS ONDERHOUD __________________________________________________
Belangrijk:
Voor meer gedetailleerde
onderhoudsinformatie, bijstellingen en onderhouds- en
smeerschema’s, wordt u verwezen naar de
Onderdelen-
en Onderhoudshandleiding.
1.
Parkeer de tractor op een effen, horizontaal
oppervlak. Laat de aanzetstukken geheel neer op de
grond, trek de parkeerrem aan, zet de motor stil en
verwijder de contactsleutel.
2.
Vet en smeer alle punten waar dit nodig is. Om
brand te voorkomen dienen de maaieenheden en de
tractor na ieder gebruik te worden gewassen.
a.
Gebruik uitsluitend vers leidingwater voor het
schoonmaken van machine en toebehoren.
N.B:
Het is bekend dat gebruik van zout water of
ander water dat niet uit de kraan komt roest en
corrosie van metalen delen bevordert, wat resulteert
in voortijdige achteruitgang of defecten. Bescha-
diging van deze aard wordt niet gedekt door de
fabrieksgarantie.
b.
Gebruik geen hogedrukspuit.
c.
Spuit geen water rechtstreeks op het
instrumentenpaneel of elektrische componenten.
d.
Spuit geen water in de koelluchtinlaat of de
motorluchtinlaat.
N.B:
Een warme op lopende motor mag niet worden
gewassen. Gebruik perslucht om de motor en
radiateurvinnen te reinigen.
3.
Vul de brandstoftank van de tractor aan het eind van
iedere werkdag tot 25 mm onder de vulhals.
Dieselmotor
- Gebruik schone, verse #2 dieselolie
met een minimum cetaangetal van 45.
Benzinemotor
- Gebruik schone, verse, loodvrije
beznine met een minimum octaangetal van 85.
4.
Hanteer brandstof met zorg gezien de grote
brandbaarheid ervan. Gebruik een goedgekeurde
brandstofhouder waarvan de schenktuit in de
vulhals past. Gebruik geen blikken of trechters om
de brandstof over te gieten.
a.
Zolang de motor loopt of nog warm is, mag de
brandstofdop nooit van de tank worden verwij-
derd of brandstof worden bijgevuld.
b.
TIjdens het hanteren van brandstof mag niet
worden gerookt. De tank mag nooit in een
overdekte ruimte worden gevuld of afgetapt.
c.
De tank mag nooit worden overvuld of geheel
leeg raken. Mors geen brandstof. Waar dit wel
gebeurt, dient het gemorste onmiddellijk
zorgvuldig te worden opgenomen.
d.
Brandstofhouders mogen nooit worden
gehanteerd nabij een open vlam of enig
apparaat dat vonken kan afgeven waardoor de
brandstof of dampen ervan kunnen ontsteken.
5.
Bewaar brandstof overeenkomstig plaatselijke
voorschriften en de aanbevelingen van uw
brandstofleverancier.
6.
Inspecteer de hydraulische slangen en leidingen
dagelijks. Let vooral op natte slangen en
olievlekken. Beschadigde slangen en leidingen
moeten worden vervangen voordat de machine
wordt gebruikt.
7.
Controleer de motorolie en hydrauliekolie aan het
begin van iedere werkdag voordat de motor wordt
gestart. Als het oliepeil te laag is, verwijder dan de
olievuldop en giet de vereiste hoeveelheid bij. Nooit
overvullen.
WAARSCHUWING
Om ernstig lichamelijk letsel als gevolg van hete
hogedrukolie te voorkomen mogen nooit de
handen worden gebruikt om te controleren of
sprake is van olielekken. Papier of karton is
hiervoor het aangewezen middel.
Onder druk ontsnappende hydraulische vloeistof
kan voldoende krachtig zijn om de huid te
penetreren. Waar dit gebeurt moet de olie binnen
enkele uren chirurgisch worden verwijderd door
een dokter die vertrouwd is met deze vorm van
verwonding, aangezien gangreen hier anders het
gevolg van kan zijn.
!
!
Summary of Contents for Tri-King 1800G
Page 16: ...6 NOTES GB 16 6 NOTES ...
Page 17: ...NOTES 6 GB 17 ...
Page 18: ...6 NOTES GB 18 ...
Page 35: ...REMARQUES 6 F 17 6 REMARQUES ...
Page 36: ...6 REMARQUES F 18 ...
Page 53: ...NOTITIES 6 NL 17 6 NOTITIES ...
Page 54: ...6 NOTITIES NL 18 ...
Page 72: ...6 ANMERKUNGEN D 18 6 ANMERKUNGEN ...
Page 89: ...NOTE 6 I 17 6 NOTE ...
Page 90: ...6 NOTE I 18 ...
Page 92: ......
Page 93: ......