5 FOUTOPSPORING
26
5
FOUTOPSPORING
5.1 ALGEMEEN ______________________________________________________________
Onderstaande foutopsporingstabel vermeldt basisproblemen die zich kunnen voordoen tijdens start-up en werking. Voor
meer gedetailleerde informatie betreffende de hydraulische en elektrische systemen kunt u het beste contact opnemen met
de Jacobsen Dealer in uw gebied.
Symptomen
Mogelijke oorzaken
Actie
Motor start
niet.
1.
Parkeerrem niet aangetrokken, tractiepedeaal
niet in de neutraalstand, of maaischakelaar in
de AAN-stand.
1.
Controleer back-up systeem van de bestuurder en de
opstartprocedure.
2.
Time-out gloeibougie niet verstreken.
2.
Stel de contactschakelaar terug en laat de time-out
van de gloeibougie verstrijken voordat de motor
wordt aangeslingerd.
3.
Lage accuspanning of defecte accu.
3.
Inspecteer de conditie van de accu en de
accuverbindingen.
4.
Brandstoftank leeg of vuil.
4.
Vullen met verse brandstof. Vervang het brandstof-
filter. Ontlucht de brandstofleidingen.
5.
Smeltveiligheid doorgeslagen.
5.
Vervang de smeltveiligheid.
6.
Defect relais.
6.
Relais testen en vervangen.
7.
Neutraalschakelaar op tractiepedaal verkeerd
afgesteld of defect.
7.
Schakelaar bijstellen of vervangen.
Motor start
moeilijk of
loopt slecht.
1.
Laag brandstofniveau, brandstof of brandstof-
filter vervuild.
1.
Vullen met verse brandstof. Vervang het brandstoffil-
ter. Ontlucht de brandstofleidingen.
2.
Vuil luchtfilter.
2.
Inspecteer en vervang het luchtfilter.
3.
Injectors, brandstofpomp.
3.
Raadpleeg de motorhandleiding.
4.
Motorprobleem.
4.
Raadpleeg de motorhandleiding.
Motor stopt.
1.
Brandstoftank leeg.
1.
Vullen met verse brandstof en brandstofleidingen
ontluchten.
2.
Vergrendelsysteem niet geactiveerd vóór het
verlaten van de bestuurdersplaats.
2.
Trek de parkeerrem aan en zet de maaischakelaar
in de OFF-stand (UIT).
Oververhitting
van de motor.
1.
Laag koelvloeistofniveau.
1.
Inspecteren en koelmiddel bijvullen.
2.
Luchtinlaat belemmerd.
2.
Luchtinlaat radiateur schoonmaken.
3.
Waterpompriem gebroken of los.
3.
Riem aanspannen of vervangen.
Accu verliest
spanning.
1.
Losse of gecorrodeerde accuklemmen.
1.
Klemmen inspecteren en schoonmaken.
Acculampje
brandt.
2.
Lage elektrolyt.
2.
Bijvullen tot juist niveau.
3.
Wisselstroomdynamoriem los of gebroken.
3.
Riem aanspannen of vervangen.
4.
Laadsysteem defect.
4.
Raadpleeg motorhandleiding.
Kooien maaien
ongelijkmatig.
1.
Ondermes-kooi afstelling verkeerd.
1.
Inspecteer de ondermes-kooi afstelling.
2.
Motortoerental te laag.
2.
Controleer het motortoerental. Laat de motor 'volgas'
lopen.
3.
Maaisnelheid niet aangepast aan
grasconditie.
3.
Pas de maaisnelheid aan om de beste knipkwaliteit
te bereiken.
4.
Maaischakelaar staat in achteruitstand.
4.
Instellen op voorwaartse rotatie.
5.
Ontoereikende achterroldruk.
5.
Verzet de neerwaartse drukveerstift een gaatje in de
richting van de veer.
6.
Voorrol volgt golving van het terrein
onvoldoende.
6.
Verzet de neerwaartse drukveerstift een gaatje
verder verwijderd van de veer.
Summary of Contents for 67962
Page 31: ...NOTES 7 31 7 NOTES...
Page 33: ......
Page 64: ......
Page 80: ...48...
Page 81: ...49 Change from previous revision...
Page 154: ......
Page 155: ......