ONDERHOUD 4
21
4.13 HYDRAULISCHE FILTERS __________________________________________________
Het hydraulisch systeem wordt beschermd door twee 10
micron filters: een laadfilter
(B)
en een terugleidingfilter
(A)
.
De stroming door de filters wordt tijdens de operationele
werking gecontroleerd. Wanneer de drukdaling in de filters te
groot is, gaat het waarschuwingslampje van het
hydrauliekoliefilter branden. Om zeker te zijn van
voortdurende bescherming van het hydraulisch systeem,
dienen beide filters zo spoedig mogelijk na het gaan branden
van het lampje te worden vervangen.
Vervanging van hydraulische filters:
1. Verwijder de oude filters.
2. Installeer nieuwe filters en draai deze handvast.
3. Laat de motor vijf minuten stationair lopen, met het
hydraulisch systeem in de neutraalstand. Gedurende
deze tijd kan het oliepeilalarm in werking treden.
4. Controleer het hydrauliekoliepeil in het reservoir en vul
zonodig bij tot het vol-streepje op de peilstok.
Afb. 4B
4.14 ELEKTRISCH SYSTEEM ____________________________________________________
Onderstaand zijn algemene voorzorgsmaatregelen vermeld
om het zich voordoen van elektrische problemen te
verminderen:-
1. Zorg ervoor dat alle klemmen en aansluitingen schoon
zijn en stevig vastzitten.
2. Controleer het veiligheidsvergrendelingssysteem en de
stroomonderbrekers regelmati
g.
Als het veiligheidsvergrendelingssysteem niet goed
functioneert en het probleem niet kan worden hersteld,
neem dan contact op met een erkende Jacobsen
Dealer.
3. Houd de bedradingsbundel en alle individuele draden
op veilige afstand van bewegende delen om
beschadiging te voorkomen.
4. Overtuig u ervan dat de zittingschakelaarbedrading is
aangesloten op de hoofdbedrading.
5. Controleer de accu en het acculaadstroomcircuit.
6. Rond elektrische aansluitingen en componenten mag
niet worden gewassen noch een drukspuit worden
gebruikt.
Het elektrisch systeem wordt gecontroleerd en bestuurd
door de elektronische controller
(C)
achter de
bestuurdersruimte. De controller is uitgerust met vier LED-
banken die kunnen worden gebruikt voor foutopsporing in
het elektrisch systeem. Zie
Hoofdstuk 5.2
.
De circuits worden beveiligd door een verbreker,
smeltveiligheden en relais die naast de controller zijn
aangebracht.
Afb. 4C
LET OP
Tijdens koud weer kan het waarschuwingslampje blijven
branden totdat de olie op bedrijfstemperatuur is
gekomen. Wacht tot dit gebeurt en het lampje uitgaat
alvorens de maaier te gaan bedienen.
B
A
LF018
VOORZICHTIG
Zet de ontstekingsschakelaar altijd in de UIT-stand en
verwijder de negatieve accukabel (zwart) alvorens het
elektrisch systeem te inspecteren of onderhouden.
!
C
SMELTVEILIGHEDEN
F1
3 A
CONTACTSCHAKELAAR
F2
20 A
WISSELSTROOMDYNAMO, LICHTEN, METERS
F3
25 A
CONTROLLER
F4
3 A
CONTROLLER-INVOER VAN SCHAKELAARS
RELAIS
K19
HOOFDSTROOM
K1
GLOEIBOUGIE
K 4
STARTER
F1
F2
F3
F4
K19 K1 K4
50A
VERBREKER
LF019
Summary of Contents for 67962
Page 31: ...NOTES 7 31 7 NOTES...
Page 33: ......
Page 64: ......
Page 80: ...48...
Page 81: ...49 Change from previous revision...
Page 154: ......
Page 155: ......