kunt u via de Send- en Return-aansluitingen ook
een extern effectenapparaat aansluiten.
4
De Power Mixer aansluiten
Schakel de Power Mixer uit, alvorens toestellen op
de Power Mixer aan te sluiten resp. bestaande aan-
sluitingen te wijzigen.
4.1 Ingangskanalen
1) Sluit de microfoons aan op de XLR-jacks MIC (5).
De microfooningangen worden met een fantoom-
voeding van 15 V voorzien. Hierdoor zijn ze ge-
schikt voor aansluiting van condensatormicro-
foons met een dergelijk spanningsniveau. U kunt
ook probleemloos dynamische microfoons ge-
bruiken, indien ze correct gebalanceerd uitge-
voerd zijn.
Opgelet! Ongebalanceerde microfoons mogen
niet aangesloten worden, omdat ze door de fan-
toomvoeding beschadigd kunnen worden.
2) Sluit de monosignaalbronnen met uitgang met
lijnniveau (bv. muziekinstrumenten, effectenap-
paratuur) aan op de LINE-jacks (1).
[Bij aansluiting van een toestel op de LINE-
jack wordt de microfoonjack (5) van het overeen-
komstige kanaal uitgeschakeld.]
4.2 De masteruitgang LINE OUT
Het monomastersignaal dat met de masterregelaar
LEVEL (7) uitgestuurd is, kan aan de masteruitgang
LINE OUT (13) afgenomen worden. Hier kunt u
bijvoorbeeld een bijkomende versterker of een
tweede mengpaneel aansluiten. Verbind de jack
LINE OUT met de ingang van het nageschakelde
toestel.
4.3 Een effectenapparaat tussenschakelen
Via de jacks SEND (10) en RETURN (11) kunnen
signalen vanuit de Power Mixer naar een aange-
sloten effectenapparaat (bv. equalizer, compressor)
gestuurd worden en terug naar de Power Mixer
gestuurd worden. Het effectenkanaal is “post” ge-
schakeld, d.w.z. dat de signalen van de ingangs-
kanalen met behulp van de REVERB-regelaars (4)
na de GAIN-regelaars (2) op de SEND-uitgang
gemengd worden.
1) Verbind de ingang van het effectenapparaat met
de SEND-jack.
2) Verbind de uitgang van het effectenapparaat met
de RETURN-jack.
4.4 De voetschakelaar
Het interne nagalmeffect kan met behulp van een
voetschakelaar in- en uitgeschakeld worden. Sluit
de voetschakelaar (bv. FS-60A, PFS-28/SW van
MONACOR) aan op de jack FOOTSWITCH (12).
➂
De aansluiting van de voetschalkelaar
4.5 De luidspreker(s)
Sluit de luidspreker(s) volgens de gewenste configu-
ratie aan op de mono-uitgang van de eindversterker
(17). De twee uitgangsjacks van de eindversterker
zijn parallelgeschakeld.
a. Indien u voor één luidspreker opteert, sluit deze
dan aan op één van beide jacks (17). De impe-
dantie van de luidspreker moet minstens 4
Ω
be-
dragen.
Een luidspreker van 4
Ω
moet een belastbaar-
heid van minstens 100 W
RMS
hebben, een luid-
spreker van 8
Ω
minstens 65 W
RMS
.
b. Indien u voor twee luidsprekers in parallelscha-
keling opteert, sluit dan elke luidspreker op een
van de jacks (17) aan. De impedantie van de
afzonderlijke luidsprekers moet minstens 8
Ω
be-
dragen.
De twee luidsprekers van 8
Ω
moeten een
belastbaarheid van minstens 50 W
RMS
hebben.
4.6 Voedingsspanning
Nadat alle aansluitingen tot stand gebracht zijn, ver-
bind u het snoer met de jack (15) en plugt u het
andere einde in het stopcontact (230 V~/50 Hz).
5
Werking
Om inschakelploppen te vermijden is het aan te
raden de masterregelaar (7) in de minimumstand te
plaatsen. Schakel dan de Power Mixer in met de
POWER-schakelaar (16) op de achterzijde van het
toestel. De rode POWER-LED (8) licht op en geeft
aan dat het toestel klaar is voor gebruik.
5.1 De geluidsbronnen mengen
1) Plaats de hogetonenregelaars (3) van de in-
gangskanalen en de drie klankregelaars (6) voor
het mastersignaal in de middelste stand, alvo-
rens de Power Mixer een eerste keer in gebruik
te nemen. Draai de effectenregelaar REVERB (9)
helemaal terug (stand “0”).
2) Met de masterregelaar LEVEL (7) stelt u het
totaalniveau in van alle aangesloten geluidsbron-
nen. Het mastersignal wordt naar de eindver-
sterker en de masteruitgang LINE OUT (13) ge-
stuurd.
Draai de masterregelaar zo ver open, dat de
mengverhouding van de geluidsbronnen opti-
maal ingesteld kan worden.
3) Stuur de geluidssignalen (testsignalen of muziek-
fragmenten) naar de ingangskanalen, en stel met
de GAIN-regelaars (2) de gewenste volumever-
houding in van de aangesloten geluidsbronnen.
Draai de niveauregelaar van de ongebruikte ka-
nalen helemaal naar links.
4) Stel met de TONE-regelaar (3) de gewenste
klank in voor elk ingangskanaal: wanneer u de
regelaar naar rechts draait, worden de hoge to-
nen versterkt; draait u naar links, dan worden ze
gedempt. Met de regelaar in de middelste stand
worden de hoge tonen niet beïnvloed.
ON
OFF
REVERB
4
Conexiones
Antes de empezar a conectar los aparatos a la me-
sa de mezcla o de modificar las conexiones existen-
tes, se tiene que desconectar la mesa de mezcla.
4.1 Canales de entrada
1) Conectar los micrófonos a las tomas XLR MIC
(5): las entradas micrófonos están alimentadas
por un alimentación “phantom” 15 V y permiten
entonces la utilización de micrófonos a conden-
sadores que funcionan con este nivel de ali-
mentación. La utilización de micrófonos dinámi-
cos está igualmente posible sin problema en el
caso que estén simétricos.
¡Atención! Los micrófonos asimétricos no tie-
nen que estar conectados, porque podrían estar
dañado por la alimentación “phantom”.
2) Conectar las fuentes mono con salida de nivel
línea (instrumentos de música, unidades de efec-
tos, por ejemplo) a las tomas LINE (1).
[Si un aparato está conectado a esta toma, la
toma micrófono (5) del canal correspondiente
está desconectada.]
4.2 Salida Master LINE OUT
En la salida Master LINE OUT (13), la señal Master
mono ajustada por el potenciómetro Master LEVEL
(7) está disponible. Es posible conectar p. ej. otro
amplificador o otra mesa de mezcla. Conectar la
toma LINE OUT a la entrada del aparato siguiente.
4.3 Inserción de un aparato de efectos
especiales
Es posible, vía las tomas SEND (10) y RETURN (11)
de coger las señales desde la mesa de mezcla, diri-
girlas vía un aparato de efectos especiales (p. ej.
ecualizador, compresor), y de nuevo a la mesa de
mezcla. La vía Effect Send está diseñada “post”: es
decir las señales de los canales de entrada están
mezcladas sobre la salida SEND detrás los poten-
ciómetros de nivel GAIN (2), con los potenciómetros
REVERB (4).
1) Conectar la entrada del aparato de efectos espe-
ciales a la toma SEND.
2) Conectar la salida del aparato de efectos a la
toma RETURN.
4.4 Pedal
El efecto reverberación puede estar conectado/des-
conectado vía un pedal; conectar el pedal a la toma
FOOTSWITCH (12) (p. ej. FS-60A, PFS-28/SW de
MONACOR).
➂
Conexión de un pedal
4.5 Altavoces
Conectar el o los altavoces, según la configuración
deseada, a la salida mono del amplificador (17). Las
dos tomas están conectadas en paralela.
a. Si un sólo altavoz tiene que estar conectado,
conectarlo a una de las tomas (17). La impedan-
cia del altavoz tiene que estar al menos de 4
Ω
.
La potencia de un altavoz 4
Ω
tiene que estar
al menos de 100 W
RMS
, de un altavoz de 8
Ω
de
65 W
RMS
al menos.
b. Si dos altavoces están conectados en paralela,
conectar cada uno a una de las tomas (17). La
impedancia de cada altavoz tiene que estar de
8
Ω
al menos.
La potencia de los dos altavoces 8
Ω
tiene
que estar de 50 W
RMS
al menos.
4.6 Alimentación
Una vez el conjunto de las conexiones realizado,
conectar el cable de red a la toma (15) y después a
la red 230 V~/50 Hz.
5
Funcionamiento
Antes de encender la mesa de mezcla, el potenció-
metro Master (7) debería estar al mínimo de manera
a evitar todo ruido al encender. Encender después
la mesa de mezcla con el interruptor ON/OFF (16)
situado en el panel trasero. El LED rojo POWER (8)
sirve de testigo de funcionamiento.
5.1 Mezcla de las fuentes
1) Antes la puesta en tensión primera, poner los
potenciómetros de agudos (3) de los canales de
entrada y los tres potenciómetros del ecualizador
(6) para la señal Master en posición media; el
potenciómetro REVERB (9) tiene que estar en la
posición “0”.
2) Con el potenciómetro Master LEVEL (7), ajustar
el nivel general de todas las fuentes conectadas,
que está dirigido al amplificador y la salida Mas-
ter LINE OUT (13).
Girar el potenciómetro Master hasta la relación
de mezcla de las fuentas puede estar ajustada en
una manera óptima.
3) Aplicar las señales audio (señales test o trozos
de música) en los canales de entrada, y regular,
mediante los potenciómetros GAIN (2), la rela-
ción de volumen de las fuentes conectadas; po-
ner los potenciómetros de los canales no utiliza-
dos en el mínimo (totalmente a la izquierda).
4) Regular para cada canal de entrada mediante el
ecualizador TONE (3) el sonido deseado: giran-
do hacia la derecha, se aumentan los agudos, gi-
rando hacia la izquierda, se disminuyen. Si el po-
tenciómetro está en la posición media, no hay
ninguna modificación de las frecuencias agudas.
5) Utilizar el ecualizador de tres vías (6) para regu-
lar el sonido del Master: los agudos (HIGH), me-
dios (MID) y los graves (LOW) pueden aumen-
tarse o disminuirse hasta 15 dB.
6) Ajustar con el potenciómetro Master (7) el nivel
definitivo con el cual la señal Master está trans-
mitida al amplificador de la mesa de mezcla.
5.2 Adicionar el efecto reverberación
1) Mediante los potenciómetros REVERB (4), regu-
lar, para cada entrada, la parte de efecto de-
ON
OFF
REVERB
E
NL
B