33
• Door onvoldoende vermenging van verhit materiaal of door een
te hoog ingesteld toerental en daardoor verhoogde energie-
inbreng kunnen ongecontroleerde reacties optreden. Bij een
dergelijk verhoogd bedrijfsgevaar moeten geschikte aanvullende
veiligheidsmaatregelen worden getroffen door de gebruiker (bij-
voorbeeld bescherming tegen splinters). Onafhankelijk daarvan
adviseert
IKA
®
gebruikers die kritische resp. gevaarlijke materia-
len bewerken de proefopstelling extra te zekeren door geschikte
maatregelen te nemen. Dit kan bijvoorbeeld door explosie- en
brandvertragende maatregelen of ook door allesomvattende
bewakingsvoorzieningen. Verder moet ervoor worden gezorgd
dat de
UIT
-schakelaar van het
IKA
®
apparaat onmiddellijk, recht-
streeks en zonder gevaar te bereiken is.
Als dit door inbouw of gezien de plaatsing in
de ruimte niet in ieder geval gewaarborgd kan
worden, dan moet een aanvullende, goed te bereiken
NOOD-
STOP-toets
in het werkgebied worden aangebracht.
•
Bewerk uitsluitend media waarbij de energie-inbreng door de
bewerking geen gevaar oplevert. Dit geldt ook voor andere
energie-inbrengen, bijv. door lichtinstraling.
•
Gebruik het apparaat niet in explosiegevaarlijke atmosferen, met
gevaarlijke stoffen of onder water.
•
Bewerk ziekteverwekkende materialen uitsluitend in gesloten
houders onder een geschikte afzuiging. Gelieve bij vragen
contact op te nemen met
IKA
®
.
•
Het apparaat is niet geschikt voor handbediening.
• Het hoge draaimoment van de
EUROSTAR
vereist bijzondere
zorgvuldigheid bij de keuze van het statief en de draaibeveiliging
voor de roerhouder.
• Plaats het statief op een vlakke, stabiele, schone, slipvaste, droge
en vuurvaste ondergrond.
• Let erop of het roerwerktuig vast in de klembus is gespannen!
•
Gebruik een beveiligingsinrichting voor de roeras!
• Bevestig het roervat goed. Zorg voor een goede stabiliteit.
Let op de op
Fig. 9
aangegeven gevaarlijke
plaatsen.
•
Voorkom stoten en slagen tegen het apparaat of het toebehoren.
• Inspecteer het apparaat en het toebehoren voor elk gebruik op
beschadigingen. Gebruik geen beschadigde onderdelen.
• Veilig werken wordt alleen gewaarborgd met het toebehoren
dat beschreven is in het hoofdstuk “
Toebehoren
“.
• Bij het verwisselen van het werktuig en het monteren van het
toegestane toebehoren moet de hoofdschakelaar van het appa-
raat op de
UIT
-stand staan of moet het apparaat zijn afgeschei-
den van de netvoeding.
•
Het apparaat is alleen afgescheiden van het elektriciteitsnet als de
stekker uit het stopcontact is getrokken.
• Het stopcontact voor aansluiting op het elektriciteitsnet moet
gemakkelijk te bereiken en toegankelijk zijn.
•
Het gebruikte stopcontact moet geaard zijn (randaarde).
• De spanning die vermeld staat op de typeplaat moet overeen
-
stemmen met de netspanning.
• Let op het toegestane toerental van het gebruikte roerwerktuig.
Stel in geen geval hogere toerentallen in.
• Stel voor de inbedrijfstelling van het apparaat het laagste toe
-
rental in, want het apparaat begint te werken met het laatst
ingestelde toerental. Verhoog het toerental langzaam.
• Richt uw aandacht bij het instellen van het toerental op onbalans
van het roerwerktuig en mogelijk opspatten van het medium dat
geroerd moet worden.
Drijf het apparaat nooit aan met een vrij draaiend
roerwerktuig. Let erop dat lichaamsdelen, haar,
sieraden of kledingstukken niet verstrikt kunnen raken in draaiende
delen.
Werking met een vrij draaiend asuiteinde is ge-
vaarlijk. Daarom mag het roerwerktuig uit veilig-
heidsoverwegingen alleen worden doorgestoken vanaf de bovenkant
van de behuizing als het toestel stilstaat.
Draag uw persoonlijke beschermingen over-
eenkomstig de gevarenklasse van het medium
dat bewerkt wordt. Anders bestaat er gevaar door:
- Spattende vloeistoffen
- Wegslingerende onderdelen
- Verstrikt raken van lichaamsdelen, haar, kledingstukken en sie-
raden.
Let op gevaar door:
- ontvlambare media
- glasscherven door mechanische roerenergie.
Verlaag het toerental als:
- het medium door een te hoog toerental uit het vat spat
- het apparaat ongelijkmatig draait
- het apparaat of de gehele opstelling door dynamische krachten
begint te “lopen”
- er een fout optreedt.
Raak draaiende delen nooit aan!
• Elektrostatische processen tussen het medium en de aandrijfas
kunnen niet uitgesloten worden en kunnen gevaar veroorzaken.
• Na een onderbreking in de stroomtoevoer of na een mechani
-
sche onderbreking tijdens een roerproces start het apparaat niet
vanzelf weer.
•
Tijdens het gebruik moet erop gelet worden dat de oppervlakken
van de motor (koelribben) en bijzondere lagerplekken zeer warm
kunnen worden.
• Zorg ervoor dat de ontluchtingssleuven en de koelribben op de
motor resp. de aandrijfeenheid niet worden afgedekt.
• Let erop dat het statief niet begint te lopen.
• Voorkom stoten en slagen tegen de onderkant van de as resp.
de klembus. Ook kleine, niet vast te stellen beschadigingen ver-
oorzaken onbalans en onronde loop van de as.
• Onbalans van de aandrijfas, de klembus en in het bijzonder de roer
-
werktuigen kunnen leiden tot ongecontroleerd resonantiegedrag
van het apparaat en van de gehele samenstelling. Hierbij kunnen
glazen apparaten en roervaten beschadigd of vernield worden.
Daardoor, en door het draaiende roerwerktuig, kan de gebruiker
gewond raken. Verwissel in dit geval het roerwerktuig door een
werktuig zonder onbalans, of hef de oorzaak van de onbalans op.
Als er verder nog onbalans of abnormale geluiden optreden dient
u het apparaat ter reparatie terug te sturen naar de dealer of de
fabrikant, samen met een beschrijving van het probleem.
• Bij te lang geforceerd bedrijf of een te hoge omgevingstempera
-
tuur slaat het apparaat blijvend af.
• Het apparaat mag uitsluitend door een vakman worden ge
-
opend, ook als het gerepareerd moet worden. Voor het openen
moet eerst de stekker uit het stopcontact worden getrokken.
Spanningvoerende onderdelen binnenin het apparaat kunnen
ook langere tijd nadat de stekker uit het stopcontact gehaald is,
nog onder spanning staan.
GEVAAR
GEVAAR
GEVAAR
GEVAAR
GEVAAR
GEVAAR
GEVAAR
GEVAAR