27
NL
Belangrijke
veiligheidsopmerkingen
De bedieningshandleiding geeft u be-
langrijke veiligheidsaanwijzingen en in-
formatie, die voor een storingsvrije wer-
king van het apparaat vereist zijn!
De handleiding volledig lezen, bewaren
en eventueel aan nieuwe eigenaren
doorgeven!
Alle veiligheidsaanwijzingen dienen
steeds ook voor uw persoonlijke veilig-
heid!
G
Ditapparaatvoldoetaandeerkendetechniek-
voorschriftenendedesbetreffendeveilig-
heidsbepalingen!
G
Het gebruik van dit apparaat is niet bestemd
voor personen (inclusief kinderen) met be-
perkte fysieke, zintuiglijke of geestelijke
vaardigheden, en voor personen zonder er-
varing en/of gebrek aan kennis, tenzij onder
toezicht en ná instructies voor het gebruik
door een bevoegde persoon.
G
Gebruik het apparaat uitsluitend voor de
bestemde doeleinden.
G
Zorg dat de vloeistof alleen op de te behan-
delen oppervlakken terechtkomt.
Buitenshuis niet tegen de wind in sproeien.
G
Voor de inbedrijfstelling van het sproeiap-
paraat functie controleren en vooral op
dichtheid van de schroefaansluiting en
schroefverbinding letten. Materiaal op
scheuren, brosheid en corrosie controleren.
G
Sproeimiddeltank in gevulde toestand niet
lang aan sterke zonnestralen blootstellen.
Bedrijfstemperaturen mogen niet boven
+ 30°C liggen.
Apparaat tegen vorst beschermen.
G
Na gebruik van de tank deze onmiddellijk
en degelijk schoonmaken; daarna onder-
steboven laten drogen.
G
Milieubelastend sproeimiddel bij voor-
keur aan het object verwerken (gericht
doseren), onvermijdbare resten in ge-
schikte opvangbakken tijdelijk opslaan
en als speciaal afval inleveren.
Wetten en verordeningen voor water-
gevaarlijke stoffen bij het tijdelijk op-
slaan en bij de afvalverwerking opvol-
gen.
G
Sproeiers en sproeimiddelen uit de nabijheid
van kinderen, dieren en wateren houden.
G
Verstopte spuitkoppen mogen niet met de
mond worden uitgeblazen.
G
Het apparaat is niet bestemd voor de op-
slag van vloeistoffen. Dagelijks na ieder ge-
bruik legen en goed schoonspoelen.
G
Bij het pompen steeds het veiligheids-/
drukreduceerventiel
(A)
in de gaten hou-
den en de toegestane druk van 3 bar niet
overschrijden.
G
Bedieningsonderdelen, onderdelen die
onder druk staan of waar vloeistof door-
heen stroomt en het veiligheids-/drukre-
duceerventiel regelmatig controleren op
een correcte toestand en functie. Bij het
vermoeden van schade het apparaat on-
middellijk buiten bedrijf stellen.
G
Niet voor langere tijd onder druk laten
staan.
G
Wij raden aan, na gebruik van 2 jaar de
druksproeiapparaten voorzichtig-
heidshalve bijzonder nauwkeurig te laten
controleren, bij voorkeur door de produ-
cent. Het is verboden aan de tank repara-
ties uit te voeren.