NL
25
De telescoopkettingzaag mag niet worden opgeborgen bij een temperatuur van
meer dan 35 °C of onder blootstelling aan direct zonlicht.
Berg de telescoopkettingzaag niet op plaatsen op met statische elektriciteit.
Pas op voor gesnoeid materiaal dat naar beneden valt.
Werk alleen bij daglicht of wanneer het zicht goed is.
2. MONTAGE
GEVAAR! Lichamelijk letsel!
Risico op snijwonden wanneer het product onopzettelijk
start.
v
Verwijder de accu en schuif de veiligheidsafdekking over het
zwaard voordat u het product monteert.
Bij de leveringsomvang inbegrepen zijn de telescoopkettingzaag, accu,
oplaadapparaat, ketting, zwaard, veiligheidsafdekking met inbussleutel en
de gebruiksaanwijzing.
Telescoopsteel monteren [ afb. A1 / A2 ]:
1. Schuif de telescoopbuis
(2)
tot aan de aanslag in de motoreenheid
(1)
.
Daarbij moeten de beide markeringen
(M)
tegenover elkaar liggen.
2. Draai de grijze moer
(3)
vast.
Draagriem monteren [ afb. A3 ]:
LET OP!
De bijgeleverde draagriem moet worden gebruikt.
1. Maak de clip van de riem
(4)
wijder, klem deze rond de steel en draai
vast met de schroef
(5)
.
2. Hang de karabijnhaak
(6)
van de draagriem aan de riemclip
(4)
.
3. Stel de riem met de snelsluiting in op de gewenste lengte.
3. BEDIENING
GEVAAR! Lichamelijk letsel!
Risico op snijwonden wanneer het product onopzettelijk
start.
v
Wacht tot de ketting tot stilstand is gekomen, verwijder de
accu en schuif de veiligheidsafdekking over het zwaard voor-
dat u het product instelt of transporteert.
Accu opladen [ afb. O1 / O2 / O3 ]:
LET OP!
v
Neem de netspanning in acht! De spanning van de stroombron
moet overeenkomen met de gegevens op het typeplaatje van de
acculader.
Bij de leveringsomvang van de GARDENA telescoopkettingzaag
art. 14770-55 is geen accu en geen acculader inbegrepen.
Dankzij het intelligente oplaadprocedé wordt de laadtoestand van de accu
automatisch herkend en wordt de accu, afhankelijk van de accutempera-
tuur en -spanning, met de telkens optimale oplaadstroom opgeladen.
Daardoor wordt de accu ontzien en blijft bij bewaren in de acculader altijd
volledig opgeladen.
1. Druk de ontgrendelingstoets
(A)
in en verwijder de accu
(B)
uit de
accuhouder
(D)
.
2. Sluit het oplaadapparaat
(C)
aan op een stopcontact.
3. Schuif de acculader
(C)
op de accu
(B)
.
Wanneer de accu-oplaadaanduiding
(Lc)
groen knippert, wordt de
accu opgeladen.
Wanneer de accu-oplaadaanduiding
(Lc)
op de acculader permanent
groen brandt, is de accu volledig opgeladen
(oplaadduur, zie 7. TECHNISCHE GEGEVENS).
4. Controleer de oplaadtoestand tijdens het opladen regelmatig.
5. Wanneer de accu
(B)
volledig is opgeladen, kunt u de accu
(B)
van de
acculader
(C)
verwijderen.
Betekenis van de aanduidingselementen:
Aanduidingen op de acculader [ afb. O3 ]:
Knipperlicht accu-
oplaadaanduiding
(Lc)
Het opladen wordt weergegeven door het
knipperen
van de accu-
oplaadaanduiding
(Lc)
.
Aanwijzing:
Het opladen is alleen mogelijk, wanneer de temperatuur
van de accu zich binnen het toegestane oplaadtemperatuurbereik
bevindt, zie 7. TECHNISCHE GEGEVENS.
Continulicht accu-
oplaadaanduiding
(Lc)
Het
continulicht
van de accu-oplaadaanduiding
(Lc)
geeft aan dat de
accu volledig is opgeladen,
of
dat de temperatuur van de accu zich
buiten het toegestane oplaadtemperatuurbereik bevindt en er daarom
niet kan worden opgeladen. Zodra het toegestane temperatuurbereik
is bereikt, wordt de accu opgeladen.
Zonder dat de accu ingestoken is, signaleert het
continulicht
van de
accu-oplaadaanduiding
(Lc)
, dat de stekker in het stopcontact is gestoken
en de acculader klaar voor gebruik is.
Laadtoestandsaanduiding van de accu
(P)
op het product
[ afb. O4 / O14 ]:
Nadat het product is gestart, wordt de laadtoestandsaanduiding
van de accu
(P)
gedurende 5 seconden weergegeven.
Laadtoestand van de accu
Laadtoestandsaanduiding van
de accu
67 – 100 % opgeladen
(L1)
,
(L2)
en
(L3)
branden groen
34 – 66 % opgeladen
(L1)
en
(L2)
branden groen
11 – 33 % opgeladen
(L1)
brandt groen
0 – 10 % opgeladen
(L1)
knippert groen
Wanneer de LED
(L1)
groen knippert, moet de accu worden
opgeladen.
Wanneer de fouten-LED
(Wp)
brandt of knippert,
zie 6. STORINGEN VERHELPEN.
Vullen met kettingolie [ afb. O5 ]:
GEVAAR!
Lichamelijk letsel door kettingbreuk, wanneer de ketting
op het zwaard onvoldoende wordt gesmeerd.
v
Controleer vóór elk gebruik of er een voldoende hoeveelheid
kettingolie wordt afgegeven.
Wij adviseren GARDENA kettingolie art. 6006 of een gelijkwaardige,
minerale kettingolie van de speciaalzaak.
1. Draai de olietankdop
(7)
eraf.
2. Vul kettingolie bij via de vulopening
(8)
, totdat het venster
(9)
volledig
met olie is gevuld.
3. Draai de olietankdop
(7)
weer op de vulopening
(8)
.
4. Controleer het oliesmeersysteem.
Wanneer olie op het product werd gemorst, moet het grondig worden
schoongemaakt.
Oliesmeersysteem controleren [ afb. O6 ]:
v
Richt het zwaard
(20)
op een afstand van ca. 20 cm naar een licht snij-
vlak in het hout.
Nadat de machine een minuut is gebruikt, moet het vlak duidelijke spo
ren van olie vertonen.
LET OP!
Het zwaard
(20)
mag in geen geval in aanraking komen met zand of
grond, omdat dat leidt tot verhoogde slijtage van de ketting!
Werkposities:
De telescoopkettingzaag kan in 2 werkposities worden gebruikt (boven /
beneden). Om een net snoeivlak te krijgen, moeten dikke takken in 2 stap-
pen worden afgezaagd. (afbeeldingen soortgelijk).
Boven zagen (dikke takken) [ afb. O6 /O7 /O8 ]:
1. Zaag de tak van onderaf in tot max. 1/3 van de diameter (de ketting
beweegt langs de voorste aanslag
(a)
).
2. Zaag de tak van bovenaf af (de ketting trekt aan de achterste
aanslag
(b)
).
Beneden zagen [ afb. O6 /O9 ]:
v
Zaag de tak van bovenaf af (de ketting trekt aan de achterste
aanslag
(b)
).
Motoreenheid schuin zetten [ afb. O10 ]:
De motoreenheid
(1)
kan schuin worden gezet in stappen van 15°
van 60° tot – 60°.
14770-20.960.01.indd 25
11.09.20 14:05