02/2017 - Art. Nr. 4200 1015 6700D
8
Montage
Elektrische aansluiting
Olieaansluiting, oliebranderpomp
Controles vóór de inbedrijfstelling
Elektrische aansluiting
De elektrische installatie en de
aansluitwerkzaamheden mogen
uitsluitend door een erkend
elektrotechnicus worden uitgevoerd.
Daarbij dienen de geldende
voorschriften en bepalingen in acht te
worden genomen.
Deze brander omvat elektronische
componenten; het is aan te bevelen vóór
de installatie een automatische
differentieelschakelaar van het type A te
voorzien, om zwerfstromen met een
gelijkstroomcomponent op te sporen.
• Controleren of de netspanning met de
opgegeven werkingsspanning van
230 V, 50 Hz overeenstemt.
• Zekering voor de brander: 10A.
De brander en de warmteproducerende
uitrusting worden via een zevenpolige
stekkerverbinding
1
aangesloten.
Olieaansluiting
De meegeleverde olieslangen zijn al
aangesloten op de oliebranderpomp.
Om verwisseling te voorkomen is de
toevoerslang speciaal gemarkeerd. De
olieaansluiting wordt gerealiseerd met
een enkel-strengsysteem met
ontluchtingsfilter. Het filter moet
dusdanig worden geplaatst, dat een
vakkundige slanggeleiding is
gegarandeerd. De slangen mogen geen
knikpunt vertonen.
Voor de olieleiding moet een koperbuis
DN 4 (4x6) worden gebruikt.
CH: Polyamide-olieleiding DN4,
DIN 16773, Art. nr. 501183.
Voor de maximale lengtes van de
zuigleiding en de aanzuighoogten: zie
de richtlijn voor het ontwerp en de
dimensionering van installaties met
zuiginrichting. Deze richtlijn is onderdeel
van de ontwerpbeginselen van ELCO.
Voor CH geldt de Procal-richtlijn.
De zuigleiding wordt bij vierkante tanks
tot 5 cm en bij cilindrische tanks tot 10
cm over de tankbodem geleid.
Elektrische aansluiting
waterbeschermingsventiel (CH)
• Het waterbeschermingsventiel (ter
plekke aan te brengen) wordt op de
stekker
C
aangesloten.
Oliebranderpomp
De gebruikte oliebranderpomp is een
zelfaanzuigende tandwielpomp, die als
tweestrengpomp via een
ontluchtingsfilter aangesloten moet
worden.
In de pomp zijn aanzuigfilters en
oliedrukregelaars ingebouwd.
Pompfilter reinigen
Het filter bevindt zich onder de schroef
8
.
Positionering
1
Vacuümmeteraansluiting
2
Oliedrukregelschroef
5
Drukaansluiting naar de sproeier
6
Manometeraansluiting
7
Magneetventiel
8
Filter
S
Toevoeraansluiting
R
Retouraansluiting
Controles vóór de inbedrijfstelling
Volgende punten op de installatie
controleren:
- De waterdruk in het
verwarmingscircuit
- Circulatiepompen in werking
- Secundaire-luchtvoorziening in de
schoorsteen in werking (indien
voorhanden)
- Stroomverzorging (230V) naar het
schakelbord van de ketel is
gegarandeerd
- Het oliepeil in de tank
- Aansluitingen van de olieslangen
(toevoer/retour, dichtheid)
- Olieventielen open
- Instellingen van de menginrichting van
de brander
- Instelling van de onstekingselektroden
- Instelling van de thermostaten
Vóór inbedrijfstelling olie met handpomp
aanzuigen. Brander inschakelen voor de
inbedrijfstelling. Voor volledige
ontluchting, de ontluchtingsschroef op
het oliefilter openen. Hierbij mag een
onderduk van 0,4 bar niet worden
overschreden. Als het filter volledig met
olie gevuld is en de olie zonder bellen
uitstroomt, de ontluchtingsbout sluiten.