
90
9
9.2.3 Montage van het laadstation in stationair bedrijf
Het laadstation kan als tafel- en als wandapparaat worden gebruikt.
De lamp zit zeer stevig vast in de lader. Daarom wordt aanbevolen het station duurzaam
aan een wand of een andere geschikte plaats te bevestigen.
De horizontale wandbevestiging geschikt via de meegeleverde montagedrager. Bij mon-
tage van de drager moet worden gecontroleerd of deze stevig is vastgezet. Vervolgens
wordt de laadeenheid van boven af op de bevestigde drager gestoken (zie afbeelding 3).
Een correcte plaatsing van de lader is belangrijk voor de stabiliteit van de wandbeve-
stiging. De laadeenheid wordt vervolgens vastgezet met de meegeleverde bouten (zie
afbeelding 3).
De verticale bevestiging van het laadstation aan de wand of de montage horizontale vlak-
ken geschiedt door de lader op de ondergrond vast te schroeven. Voor de montage is de
behuizing voorzien van vier bevestigingspunten. (Zie afbeelding 4)
De laadstations kunnen met de optionele aansluitkabel in serie worden geplaatst.
Er kunnen maximaal 5 stations op elkaar worden aangesloten.
9.2.4 Mobiel laden in voertuigen
De speciale voertuiglader is afgestemd op de gangbare voertuigaccuspanning van ca. 2
of 24 V DC. De laadeenheid dient door vakmensen op een door de fabrikant van het voer-
tuig goedgekeurde plaats te worden gemonteerd. Bij gebruik in voertuigen kan de lader
uitsluitend horizontaal worden gemonteerd. Zie afbeelding 4. De laadprocedure gaat dan
verder als beschreven onder 9.2.. Een volledige laadprocedure met de accuspanning
van een voertuig duurt max. 0 uur. De lamp kan afwisselend in de voertuiglader en de
stationaire laadeenheid worden opgeladen.
9.2.4.1 Montage van het laadstation in voertuigen
Het laadstation moet vast op het voertuig worden aangesloten. Voor de bevestiging van
het station kunnen dezelfde bevestigingspunten worden gebruikt als die in stationair
bedrijf. Zie 9.2.3.
De bevestigingspunten op het voertuig moeten door de voertuigfabrikant zijn vrijgege-
ven. Bij montage van het laadstation staat de bescherming van de inzittenden voorop.
De aansluiting op de voertuigelektronica dient door vakmensen te worden uitgevoerd.
De prestaties en aansluitwaarden van het laadstation zijn opgenomen in de technische
gegevens (zie punt 8 – Technische gegevens).
9.2.2 Schema laadprocedure
100-240V AC
Actie
Laadstation
Lamp
status-LED (rechts)
gele power
rood: opladen
LED (links)
groen: onderhous-
lading, oranje: storing
Laadstation
aangesloten op
brandt
uit
uit
netspanning
Lamp gebruiken in
uitgeschakelde
toestand
Lamp wordt
Capaciteitsweergave
opgeladen
brandt
brandt rood
knippert naar-
gelang lading.
Opladen
gereed
Onderhoudslading
brandt
brandt groen
Capaciteitsweergave
00%
brandt
12/24V DC
- Laadprocedure
loopt
- Lamp is uitgesch.
.
Spanning
ja
uit
uit
Laadprocedure
valt weg
wordt afbebroken
nee
Capaciteitsweergave
brandt naargelang
Te lage spanning? ja
accucapaciteit.
(Alleen bij voertuig-
knippert
uit
laadstation)
Functie wordt af fabriek gedeactiveerd om
Laadprocedure
nee
ontladen van de accu in noodverlichtings-
wordt afgebroken.
modus te voorkommen.
Laadtemp. bereik
ja
niet gehaald?
brandt
knippert oranje
Temperatur-LED
(rechts) knippert.
Capaciteitsweergave
nee
brandt naargelang
laadtoestand.
Laadprocedure
wordt voortgezet