dIXEL
Installat
Installat
Installat
Installatie
ie
ie
ie-
-
-
- en Gebruikershandleiding
en Gebruikershandleiding
en Gebruikershandleiding
en Gebruikershandleiding
1598023051
Gebruiksaanwijzing NL T66 + XW60K r1.1 15.11.2007.doc
T66 – XW60K
3/4
dFd Weergave tijdens ontdooiing: (rt = reële temperatuur; it = temperatuur bij start
ontdooiing; SEt = setpunt; dEF = “dEF” label)
dAd MAX display vertraging na ontdooiing: (0÷255min), maximum periode tussen
het einde van de ontdooiing en het opnieuw weergeven van de actuele
temperatuur.
Fdt Drup tijd: (0
÷
120 min), periode tussen het bereiken van de temperatuur aan het
einde van de ontdooicyclus en het hervatten van de normale werking. In deze
periode kunnen waterdruppels verdampen die mogelijk gevormd zijn tijdens de
ontdooiing.
dPo Eerste ontdooicyclus na opstart: (y = onmiddellijk; n = na de IdF tijd)
dAF Vertraging ontdooicyclus na continu draaien: (0
÷
23.5h) periode tussen het
einde van de snelkoelcyclus en de hieraan gekoppelde ontdooicyclus.
VENTILATOREN
FnC Functie ventilatoren:
C-n = samen met de compressor, UIT tijdens ontdooicyclus;
o-n = continu, UIT tijdens ontdooicyclus;
C-Y = samen met de compressor, AAN tijdens ontdooicyclus;
o-Y = continu, AAN tijdens ontdooicyclus;
Fnd Ventilatorvertraging na ontdooicyclus: (0÷255min), Vertragingstijd ventilatoren
na einde ontdooicyclus.
FSt Ventilator UIT temperatuur: (-50
÷50
°C), boven deze temperatuur is de ventilator
altijd UIT.
ALARMEN
ALC Temperatuur alarm configuratie: (Ab; rE), Ab= absolute temperatuur:
alarmtemperatuur is afgesteld op de ALL of ALU waarden. rE =
temperatuuralarm is afgesteld op het setpunt. Temperatuuralarm wordt
geactiveerd wanneer de temperatuur de “SET+ALU” of “SET-ALL” waarden
overschrijdt.
ALU Maximum temperatuur alarm: (ALL÷110°C), alarmgrens voor maximum
temperatuur, als deze temperatuur bereikt wordt zal, na de tijdsvertraging
ingesteld onder parameter “Ald”, het alarm geactiveerd worden.
ALL Minimum temperatuur alarm: (-50.0 °C ÷ ALU), alarmgrens voor laagste
temperatuur, als deze temperatuur bereikt wordt zal, na de tijdsvertraging
ingesteld onder parameter “Ald”, het alarm geactiveerd worden.
AFH Differentieel voor alarmherstel: (0,1÷25,5°C; 1÷45°F), differentieel voor herstel
temperatuuralarm.
ALd Vertraging temperatuur alarm: (0÷255 min), periode tussen het detecteren van
een alarmtoestand en het alarmsignaal.
dAO Vertraging temperatuur alarm na opstart regelaar: (van 0.0 min tot 23.5h), na
inschakeling van het toestel periode tussen het detecteren van de alarmtoestand
en het alarmsignaal.
INSTELLING RELAIS
oA2 Relais 5-6 instelling: ALr: alarm; LHt: licht; onF: altijd aan; dEF: niet
selecteren!!.; FAn: niet selecteren!!.
DIGITALE INPUT: is afhankelijk van het al of niet aanwezig zijn van een jumper
op het toetsenbord.
Met jumper aangebracht (digital input niet mogelijk) instelling i1P = oP.
i1P Polariteit digitale ingang: Polariteit van de digitale ingang, oP: digitale ingang
wordt geactiveerd door het contact te openen, CL: digitale ingang wordt
geactiveerd door het contact te sluiten.
i1F Configuratie digitale ingang: EAL = extern alarm: “EA” melding wordt
weergegeven; bAL = extern belangrijk alarm: “CA” wordt weergegeven; PAL =
compressor druk alarm: “CA” wordt weergegeven; dor = deurschakelaar; dEF =
ontdooicyclus aktief; LHt =niet ingesteld; Htr = keuze van de functie (koeling of
verwarming).
did: Alarm vertraging digitale ingang: (0
÷
255 min), periode tussen het tijdstip van
het alarm en het signaleren van het alarm (i1F= EAL / bAL). Indien i1F = dor:
vertraging voor het deuralarm; i1F = PAL : compressor aan/uit, de periode
waarover het aantal aan/uitschakelingen wordt berekend (nps).
Lio = licht op deurschakelaar.
met Lio = y wordt het lichtrelais geactiveerd als de deur wordt geopend
(i1F=dor, oA2 = Lht)
met Lio = n heeft de doorschakeaar gen invloed op het lichtrelais.
nPS Aantal compressorschakelingen: (0
÷
15), Aantal schakelingen toegestaan
gedurende de “did” periode voordat alarm wordt gesignaleerd en de installatie
geblokkeerd.
odc Compressorfunctie bij open deur: geen; FAN = normale werking; CPr, F_C =
Compressor uit.
OVERIG
PbC Selectie type sonde: (Ptc=PTC sonde; ntc=NTC sonde). Keuze van het type
sonde.
dP1 Weergeven thermostaat sonde
dP2 Weergeven verdamper sonde
rEL Software release voor intern gebruik.
Ptb Parameter tabel code: enkel ter inzage.
8.
DIGITALE INVOER
******Digital invoer is alleen mogelijk als de jumper, in het toetsenbord niet is
ingevoerd.*****
Als de jumper is aangebracht, gebruik instelling i1P = op
De digitale invoer is vrij programmeerbaar met de parameter “i1F”.
8.1
INVOER DEURCONTACT (i1F = dor)
Via deze invoer wordt de status van de deur en het relais doorgegeven naar de
regelaar. Met de “odc” parameter kan de functie van het relais worden ingesteld:
No, Fan = normaal verder werken
CPr, F_C = compressor UIT
Nadat de deur is geopend en een vertraging (ingesteld via “did”) is het deuralarm
geactiveerd worden, het scherm geeft de melding “dA” en de regelaar herstart. Het
alarm stopt zodra de digitale invoer gedeactiveerd is. Met open deur is het alarm hoge
en lage temperatuur uitgeschakeld.
8.2
GENERIC ALARM (i1F = EAL)
Als de digitale invoer geactiveerd is, wacht het toestel gedurende de ingestelde
periode “did” voordat de melding “EAL” wordt weergegeven. Het functioneren blijft
ongewijzigd en het alarm stopt zodra de digitale invoer gedeactiveerd is.
8.3
ERNSTIG ALARM (i1F = bAL)
Als de digitale invoer geactiveerd is, wacht het toestel gedurende de ingestelde
periode “did” voordat de melding “CA” wordt weergegeven. De uitgangen worden
uitgeschakeld en het stopt zodra de ingang niet meer geactiveerd is.
8.4
PRESSOSTAAT (i1F = PAL)
Als gedurende de tijd “did” het aantal schakelingen zoals ingesteld in “nPS” bereikt
zijn, zal het “CA” alarm geactiveerd worden. De uitgangen worden uitgeschakeld en
de regeling geblokkeerd. Het alarm kan gereset worden door de regelaar in en uit
stand-by te zetten of door voedingsspanning even uit te schakelen. De compressor
wordt telkens uitgeschakeld als de digitale ingang actief is en start weer op als de
digitale ingang niet meer actief is en de anti-pendelvertraging is verlopen.
8.5
START ONTDOOIING (i1F = dFr)
Hiermee wordt een ontdooiing gestart (indien aan voorwaarden verdaan is). Als de
ontdooiing beëindigd is, zal de normale regeling verder gezet worden. Als de ingang
nog steeds geactiveerd is zal de normale regeling pas gestart worden als de
veiligheidstijd “Mdf” verstreken is.
8.6
INVERTERING VAN DE ACTIE: VERWARMEN / KOELEN (i1F = Htr)
Via deze weg is het mogelijk om de werking te inverteren van koeling naar
verwarming, en omgekeerd.
8.7
POLARITEIT VAN DE DIGITALE INGANG
De polariteit van de digitale ingang is afhankelijk van de parameter “I1P” :
CL : De digitale ingang is geactiveerd door de ingang te sluiten.
OP : De digitale ingang is geactiveerd door de ingang te openen
9.
INSTALLATIE EN MONTAGE
9.1
T66 MONTEREN IN EEN OPENING IN VERTIKALE POSITIE
10.
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
De toestellen worden geleverd met een schroefklem voor kabels tot 2,5 mm
2
. Voordat
u de kabels worden aangesloten dient gecontroleerd te worden of de
voedingsspanning correct is. Het is heel belangrijk voor de goede werking van het
toestel dat alle ingangssignalen (sondes, digitale ingangen) strikt gescheiden worden
van stroomvoerende kabels, relais en voedingen. De draden van de sondes en
digitale ingangen MOETEN op min. 10cm van alle stroomvoerende geleiders
gemonteerd worden. Kan dit niet, dan dient afgeschermde kabel gebruikt te worden
(afscherming aan één kant geaard). Houdt rekening met de max. capaciteit van de
relais, bij zwaardere belastingen dient een extern relais gebruikt te worden
10.1
SONDE AANSLUITING
De sondes moeten met de kop omhoog gemonteerd worden om het binnendringen
van vocht in de sondes te vermijden. Het wordt aanbevolen om de temperatuur sonde
niet in de luchtstroom van de verdamper te plaatsen zodat een correct beeld van de
gemiddelde ruimtetemperatuur verkregen wordt. Plaats de einde ontdooisonde tussen
de verdamper vinnen op de koudste plaats, waar de meeste ijsvorming is, verwijderd
van verwarmingselementen of de warmste plaats tijdens ontdooiing om een te vroege
beëindiging van de ontdooiing te voorkomen.
11.
GEBRUIK VAN DE HOTKEY PROGRAMMEERSLEUTEL
11.1
UPLOAD (VAN HET TOESTEL NAAR DE “HOT KEY”)
1.
Programmeer eerst een regelaar via het toetsenbord.
2.
Als het toestel AAN is steekt u de “Hot key” in de TTL poort en drukt u op de
è
toets; de tekst "uL" verschijnt., gevolgd door “End”.
3.
Druk de “SET” toets in om de knipperende tekst “End” te verwijderen.
4.
Schakel het toestel uit, verwijder de “Hot Key” en schakel vervolgens het
toestel weer AAN.
Aan het einde van de gegevensoverdracht kan het toestel de volgende teksten tonen:
“end “ voor juiste programmering, en “Err” voor foute programmering. In dit laatste
geval dient de
o
toets te worden ingedrukt om opnieuw te programmeren of kan de
niet geprogrammeerde “Hot key” verwijderd worden.
11.2
DOWNLOAD (VAN DE “HOT KEY” NAAR HET TOESTEL)
1.
Schakel het toestel uit en steek de geprogrammeerde “Hot Key” in de TTL
poort, schakel de regelaar dan AAN.
2.
Automatisch wordt de parameterlijst van de “Hot Key” gedownload naar het
geheugen, de tekst “DoL” knippert, gevolgd door “End”.
3.
Na 10sec zal het toestel heropstarten met de nieuwe parameters.
4.
Verwijder de ”Hot Key”.
Op het einde van de gegevensoverdrachts kan het toestel de volgende berichten
tonen:
“End “ voor juiste programmering. Het toestel start opnieuw met de nieuwe
programmering.
“Err” voor foute programmering. In dit geval, schakelt u het toestel uit en dan weer
aan om opnieuw te downloaden of verwijdert u de “Hot key” om de bewerking te
onderbreken.